Configuratie
AANWIJZING
Uitsluitend opgeleid en vakkundig personeel mag de apparaatconfiguratie
wijzigen.
Om een apparaat met de standaardconfiguratie individueel te configureren,
moet het apparaat via de USB-infraroodkabel (bestelnr. 83 17 409) of het
E-Cal-systeem met een pc worden verbonden. Voor de configuratie wordt de
pc-software 'Dräger CC-Vision' gebruikt. De pc-software Dräger CC-Vision kan
op het volgende internetadres gratis worden gedownload: www.draeger.com/
software.
– Zie het Technisch Handboek voor het wijzigen van de configuratie.
Standaard-apparaatconfiguratie
®
1)
Dräger X-am
5000
2)
Bumptestmodus
2)
Verse lucht kalibratie
2) 3)
Bedrijfssignaal
2)
Uitschakelen
2)
LEL-factor
(4,4 Vol.-% komt overeen met 100 %LEL)
(ch
)
4
2) 4) 5)
STEL
Duur gemiddelde waarde = 15 minuten
(gemiddelde waarde
gedurende korte tijd)
2) 5) 6)
TWA
(Gemiddelde ploegwaarde)
7)
Bevestigbaar, niet zelfhoudend, vooralarm,
Alarm A1
7)
Niet bevestigbaar, zelfhoudend, als hoofdalarm,
Alarm A1 bij O
-sensor
2
Niet bevestigbaar, zelfhoudend, hoofdalarm,
7)
Alarm A2
®
1) X-am
is geregistreerd handelsmerk van Dräger.
2) Bij levering kunnen instellingen klantspecifiek worden aangepast. De actuele instelling kan met de
pc-software Dräger CC-Vision worden gecontroleerd en gewijzigd.
3) Een periodiek kort knipperen geeft aan dat het apparaat gebruikt kan worden. Als er geen
bedrijfssignaal is, kan een correcte werking niet worden gegarandeerd.
4) STEL: gemiddelde waarde van een blootstelling gedurende een korte tijd, meestal 15 minuten.
5) Analyse alleen als de sensor daarvoor bedoeld is.
Uitgebreide functietest
Aan
Aan
Toegestaan
4,4 (Vol.-%)
Functie STEL - inactief
Functie TWA - inactief
Duur gemiddelde waarde = 8 uur
stijgende flank
dalende flank
stijgende flank
6) TWA: gemiddelde ploegwaarden zijn grenswaarden voor de werkplek, in de regel een dagelijkse
blootstelling op 5 dagen per week tijdens de levenswerktijd.
7) De zelfhoudendheid en bevestiging van de alarmen A1 en A2 kunnen met de pc-software Dräger
CC-Vision worden geconfigureerd.
Apparaat instellingen
Voor een apparaat kunnen de volgende wijzigingen aan de apparaatparameters
worden aangebracht:
Aanduiding
Wachtwoord
1)
Bedrijfssignaal LED
1)
Bedrijfssignaal claxon
Uitschakelmodus
2)
Ploeglengte (TWA)
Korte termijn blootstellingslimiet
3) 4)
(STEL)
1) Minimaal één van de beide bedrijfssignalen moet worden ingeschakeld.
2) Komt overeen met de tijd waarover een gemiddelde wordt berekend en wordt gebruikt voor de
berekening van de blootstellingswaarde TWA.
3) Analyse alleen als de sensor daarvoor bedoeld is.
4) Komt overeen met de tijd waarover een gemiddelde wordt berekend en wordt gebruikt voor de
berekening van de blootstellingswaarde STEL.
Sensorinstellingen
Voor de sensoren kunnen de volgende wijzigingen aan de sensorparameters
worden aangebracht:
Aanduiding
Alarmdrempel A1 (in meeteenheid)
Alarmdrempel A2 (in meeteenheid)
1)
Soort analyse
Alarmdrempel STEL
1)
(in meeteenheid)
Alarmdrempel TWA
1)
(in meeteenheid)
1) Analyse alleen als de sensor daarvoor bedoeld is.
Bereik
Numeriek bereik (3 cijfers)
Ja / nee
Ja / nee
'Uitschakelen toegestaan' of
'Uitschakelen verboden' of
'Uitschakelen verboden bij A2'
60 - 14400 (in minuten)
(instelling voor blootstellingsalarm)
0 - 15 (in minuten)
(instelling voor blootstellingsalarm)
Bereik
0 - A2
A1 – Eindwaarde meetbereik
Inactief, TWA, STEL, TWA+STEL
0 – Eindwaarde meetbereik
0 – Eindwaarde meetbereik
89