KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen,
de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of hoofdzakelijk door
het flitslicht belichte delen van het onderwerp worden daarbij door
de uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte
scherpstelling) scherp weergegeven. Daarentegen worden alle
andere delen van het onderwerp – namelijk de delen die voldoende
door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in
hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. Of deze delen
van het onderwerp scherp of onduidelijk worden weergegeven,
resp. hoe groot de „wazigheid" is, wordt door twee – van elkaar
afhankelijke – factoren bepaald:
1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze delen van het
onderwerp op de sensor „inwerken" en
2. hoe snel het delen van het onderwerp – of ook de camera zelf
– tijdens de opname bewegen
Hoe langer de sluitertijd, resp. hoe sneller de beweging is, des te
duidelijker zullen beide elkaar overlappende beeldfragmenten
verschillen.
Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van
de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1e sluitergordijn het
beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan zelfs tot schijnbare
tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets,
die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald.
De camera biedt u de optie tussen dit gebruikelijke flits-
ontstekingstijdstip en de synchronisatie aan het einde van de
belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e
sluitergordijn weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het
scherpe beeld geeft in dit geval het einde van de beweging weer.
Deze flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere indruk van
beweging en dynamiek.
Deze optie is beschikbaar
– bij alle camera- en flitserinstellingen
– bij gebruik van de flitser op de camera of met de SCA-adapterkit
– bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijdkeuze
– in het automatische, evenals de handmatige flitsprogramma
De displays zijn in beide gevallen gelijk.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/248)
(pagina 1, sectie
Mode
CAMERA
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
Flash Sync.
) en
NL
197