6.6.4 Meten met doelmarkeringen 5 6
Voor het meten van afstanden aan buitenkanten (bijv.
buitenmuren van huizen, omheiningen, etc.) kunt u hulp-
middelen als planken, bakstenen of andere geschikte
voorwerpen als doelmarkering aan de buitenkant leggen.
Bij grotere meetbereiken en ongunstige lichtomstandig-
heden (sterke zonneschijn) raden wij aan het richttableau
PDA 50, PDA 51 en PDA 52 te gebruiken.
6.6.5 Meten in een lichte omgeving
Voor lange afstanden en bij een zeer lichte omgeving
raden wij het gebruik van het richttableau PDA 50, PDA 51
en PDA 52 aan.
6.6.6 Meten op ruwe oppervlakken 7
Bij het meten op ruwe oppervlakken (bijv. grof pleister-
werk) wordt een gewogen gemiddelde gemeten, waarin
nl
het centrum van de laserstraal meer gewicht heeft dan
de rand.
6.6.7 Meten aan ronde of hellende oppervlakken
Wordt er zeer schuin op deze vlakken gericht, dan kan
onder bepaalde omstandigheden te weinig lichtenergie
of bij rechthoekig richten te veel energie bij het apparaat
komen. In beide gevallen wordt het gebruik van het
richttableau PDA 50, PDA 51 en PDA 52 aangeraden.
7 Bediening
7.1 Afstandsmetingen
AANWIJZING
In principe geldt bij alle functies dat de afzonderlijke stap-
pen altijd met grafische weergaven worden ondersteund.
AANWIJZING
Bij alle functies waarbij afzonderlijke afstandsmetingen
mogelijk zijn, kan het continu meten worden gebruikt.
AANWIJZING
Treden er tijdens het continu meten meetfouten op en
wordt het continu meten door nogmaals op de meettoets
te drukken stopgezet, dan wordt de laatst geldige afstand
weergegeven.
96
6.6.8 Meten op natte of glanzende oppervlakken
Voor zover het laserafstandsmeetapparaat op het op-
pervlak kan worden gericht, wordt een precieze afstand
op het richtpunt gemeten. Bij sterk spiegelende opper-
vlakken dient rekening te worden gehouden met een
gereduceerd meetbereik of met lichtreflectie.
6.6.9 Meten op transparante oppervlakken
In principe kunnen afstanden op lichtdoorlatend materi-
aal, zoals vloeistof, piepschuim, schuimstof, etc. worden
gemeten. In deze materialen dringt licht door, waardoor
er meetfouten kunnen ontstaan. Ook bij het meten door
glas of in het geval zich objecten binnen de richtlijn
bevinden, kunnen er meetfouten ontstaan.
6.6.10 Meetbereiken
6.6.10.1 Vergroot meetbereik
Metingen in het donker, bij schemering, op verduisterde
doelen of bij een verduisterd apparaat leiden in de regel
tot een vergroting van het meetbereik.
Metingen bij gebruik van het richttableau PDA 50, PDA 51
en PDA 52 leiden tot een vergroting van het meetbereik.
6.6.10.2 Verkleind meetbereik
Metingen bij een sterke lichtomgeving, zoals zonlicht of
extreem fel schijnende schijnwerpers, kunnen leiden tot
een kleiner meetbereik.
Metingen door glas of bij objecten binnen de richtlijn
kunnen leiden tot een kleiner meetbereik.
Metingen op matgroene, -blauwe, -zwarte of natte en
glanzende oppervlakken kunnen leiden tot een kleiner
meetbereik.
7.2 Afstanden optellen
+
17.838
Afzonderlijke afstanden kunnen gemakkelijk worden op-
geteld, bijv. om het kozijn in vensters en deuren te bepa-
12.349
m
5.489
m
m