12.3 Luchtfilter reinigen resp. Vervangen (afb. 5/6)
Verwijder stof en vuil regelmatig van het luchtfilter om:
• startproblemen
• vermogensverlies
• een te hoog brandstofverbruik te voorkomen.
Reinig het luchtfilter ongeveer om de acht bedrijfsuren en bij
veel stof vaker.
3.
Starthendel (choke) (4) op
artikels in de carburateur kunnen komen.
4.
Verwijder de deksel van de luchtfilter (15). Draai hiertoe
de vleugelbout (14) los.
5.
Neem het luchtfilter (G) uit.
6.
Was het luchtfilter in lauw zeepsop. Blaas vuildeeltjes niet
weg, gevaar voor oogletsel!
7.
Reinig de binnenruimte van de luchtfilter met een kwast.
8.
Laat het luchtfilter goed drogen en zet hem weer terug.
9.
Breng de luchtfilterdeksel weer aan.
Vervang het luchtfilter regelmatig.
Beschadigde luchtfilters moeten onmiddellijk ver-
vangen worden.
12.4 Benzinefilter reinigen resp. vervangen (afb. 7)
Controleer de benzinefilter (H) bij behoefte. Een verontreinigde
benzinefilter belemmert de brandstoftoevoer
Open de tankdop (11) en trek de benzinefilter met een draad-
haak door de opening.
• licht verontreiniging
- trek de benzinefilter van de brandstofleiding los en reinig
de filter in reinigingsbenzinen.
• sterke verontreiniging
- vervang de benzinefilter.
12.5 Bougie controleren resp. vervangen (afb. 8/9)
Let op
Raak de bougie (K) of bougiestekker (16) niet aan als de mo-
tor draait. Hoogspanning! Gevaar voor verbranding bij hete
motor. Draag veiligheidshandschoenen!
Controleer de bougie en de elektrodenafstand regelmatig.
12.5.1 Ga hiertoe als volgt te werk
1.
Trek de bougiestekker (16) van de bougie af.
2.
Draai de bougie los met de meegeleverde bougiesleutel.
3.
De elektrodenafstand moet 0,6 tot 0,7 mm bedragen.
12.5.2 Bougie reinigen
Controleer de bougie voor het eerst na 10 bedrijfsuren op ver-
vuiling en reinig deze zo nodig met een koperdraadborstel.
Geef de bougie daarna om de 50 uur een onderhoudsbeurt.
Reinig de bougie, als deze vuil is. Vervang de bougie:
• iedere maand bij regelmatig bedrijf
• als het isolatielichaam beschadigd is
• bij sterke elektrode-afbrand
• bij zeer vuile elektroden of elektroden die bedekt zijn met
een laagje olie
56
NL/BE
zetten, opdat geen vuilp-
12.5.3 Ontstekingsvonk controleren
1.
Trek de bougiestekker van de bougie af.
2.
Draai de bougie los met de meegeleverde bougiesleutel.
3.
Steek de bougiestekker goed op de bougie.
4.
Druk de bougie met een geïsoleerde tang tegen het mo-
torhuis (niet in de buurt van het bougiegat)..
5.
Zet de AAN-UIT-schakelaar in de positie "I".
6.
Trek krachtig het startkabel aan de startgrendel. Bij fout-
vrije werking moet een vonk tussen de elektroden zicht-
baar zijn.
12.6 Geluiddemper / uitlaatopening (afb. 10)
Haal de schroeven van de geluiddemper niet aan, als de motor
heet is.
1.
Controleer regelmatig of de schroeven (J) van de geluid-
demper (K) niet losgeraakt zijn. Als ze loszitten, moet u ze
stevig vastdraaien.
2.
Reinig de uitlaatopening (L) regelmatig.
12.7 Verzorging
Reinig de heggenschaar zorgvuldig na ieder gebruik, opdat de
foutloze werking blijft bewaard.
Draag bij het reinigen van de snijvoorziening veiligheidshand-
schoenen!
• Reinig de behuizing met een zachte borstel of een droge
doek. Water, oplosmiddelen en polijstmiddelen mogen niet
worden toegepast.
• Let erop dat de ventilatiegleuven voor de motorkoeling vrij
zijn (gevaar van oververhitting).
• Reinig de snijvoorziening regelmatig met een borstel of een
doek. Reinig de messen nooit met water ( gevaar van cor-
rosie!)
• Alle bewegende delen regelmatig reinigen en oliën
• Nooit vet gebruiken!
• Maak gebruik van milieuvriendelijke olie.