gereedschap verliest.
9.
Nadat tegen het gereedschap is gestoten
of het is gevallen, controleert u de staat
ervan voordat u de werkzaamheden hervat.
Controleer de bedieningselementen en veilig-
heidsvoorzieningen op een juiste werking. Als
enige beschadiging zichtbaar is of u twijfelt,
vraagt u ons erkende servicecentrum om
inspectie en reparatie.
10. Raak het tandwielhuis niet aan tijdens en
onmiddellijk na gebruik. Het tandwielhuis wordt
tijdens gebruik erg warm en kan brandwonden
veroorzaken.
Neem een pauze om te voorkomen dat u door
11.
vermoeidheid de controle over het gereed-
schap verliest. Wij adviseren u ieder uur 10 tot 20
minuten te rusten.
12. Wanneer u het gereedschap achterlaat, al is
het maar even, verwijdert u altijd de accu. Een
onbeheerd gereedschap met een aangebrachte
accu kan door onbevoegden worden gebruikt en
tot een ernstig ongeval leiden.
13. Als gras of takken bekneld raken tussen het
snijgarnituur en de beschermkap, schakelt u
altijd het gereedschap uit en verwijdert u de
accu voordat u ze verwijdert. Als u dat niet doet,
kan het snijgarnituur onbedoeld gaan ronddraaien
en ernstig letsel veroorzaken.
14. Raak gevaarlijke, bewegende delen nooit aan
voordat de bewegende delen volledig tot stil-
stand zijn gekomen en de accu is verwijderd.
15. Als het snijgarnituur een steen of ander hard
voorwerp raakt, schakelt u het gereedschap
onmiddellijk uit. Verwijder daarna de accu en
inspecteer het snijgarnituur.
16. Controleer het snijgarnituur tijdens gebruik
veelvuldig op barsten of beschadigingen.
Voordat u inspecteert, verwijdert u de accu
en wacht u tot het snijgarnituur volledig tot
stilstand is gekomen. Vervang een beschadigd
snijgarnituur onmiddellijk, ook wanneer het
slechts oppervlakkige barsten vertoont.
17. Werk nooit boven heuphoogte.
18. Nadat u het gereedschap hebt ingeschakeld,
wacht u tot het snijgarnituur een constant
toerental heeft bereikt alvorens het maaien te
starten.
19. Bij gebruik van het snijgarnituur, zwaait u
het gereedschap gelijkmatig in halve cirkels
van rechts naar links, zoals een zeis wordt
gebruikt.
20. Houd het gereedschap alleen vast bij het
geïsoleerde oppervlak omdat het snijgarnituur
met verborgen bedrading in aanraking kan
komen. Wanneer het snijgarnituur in aanraking
komt met onder spanning staande draden, zullen
de niet-geïsoleerde metalen delen van het gereed-
schap onder spanning komen te staan zodat de
gebruiker een elektrische schok kan krijgen.
21. Schakel het gereedschap niet in wanneer
gemaaid gras verstrikt is geraakt rondom het
metalen snijblad.
22. Alvorens het gereedschap in te schakelen, ver-
zekert u zich ervan dat het gereedschap niet
de grond of andere obstakels, zoals een boom,
raakt.
23. Houd tijdens gebruik het gereedschap altijd
met twee handen vast. Houd het gereedschap
tijdens het gebruik nooit met slechts één hand
vast.
24. Bedien het gereedschap niet tijdens slecht
weer of als de kans op bliksem bestaat.
25. Als u het gereedschap op een modderige
ondergrond, natte helling of gladde plaats
gebruikt, let u erop dat u stevig staat.
26. Vermijd werken in een ongunstige omgeving
waarin een verhoogde vermoeidheid van de
gebruiker kan worden verwacht.
27. Gebruik het gereedschap niet bij slecht weer
waarin het zicht beperkt is. Als u zich hier niet
aan houdt, kan dat een val of verkeerde bediening
veroorzaken als gevolg van het slechte zicht.
28. Dompel het gereedschap niet onder in een
waterplas.
29. Laat het gereedschap niet onbeheerd buiten in
de regen staan.
30. Wanneer natte bladeren of vuil blijft kleven aan
de aanzuigmond (ventilatieopening) als gevolg
van de regen, verwijdert u deze.
31. Gebruik het gereedschap niet in de sneeuw.
Snijgarnituren
1.
Gebruik geen snijgarnituur dat niet is aanbevo-
len door ons.
2.
Gebruik een geschikt snijgarnituur voor de
geplande werkzaamheden.
—
Nylondraad-snijkoppen (graskantmaaier-
koppen) zijn geschikt voor het maaien van
gazongras.
—
Gebruik nooit andere snijbladen, waaronder
metalen meerdelige kettingen en vlegelmes-
sen. Dit kan leiden tot ernstig letsel.
3.
Gebruik uitsluitend een snijgarnituur dat is
gemarkeerd met een toerental dat gelijk is aan
of hoger is dan het toerental aangegeven op
het gereedschap.
4.
Houd altijd uw handen, gezicht en kleding uit
de buurt van het snijgarnituur wanneer dit
ronddraait. Als u dit niet doet, kan persoonlijk
letsel ontstaan.
5.
Gebruik altijd de beschermkap van het snijgar-
nituur die geschikt is voor het snijgarnituur dat
u gebruikt.
Trillingen
1.
Mensen met een slechte bloedsomloop die
worden blootgesteld aan sterke trillingen,
kunnen verwondingen aan bloedvaten of het
zenuwstelsel oplopen. Trillingen kunnen de
volgende symptomen veroorzaken in de vingers,
handen of polsen: 'Slapen' (gevoelloosheid), tinte-
len, pijn, stekend gevoel, verandering van huids-
kleur of van de huid. Als een van deze symptomen
zich voordoet, raadpleegt u uw huisarts!
2.
Om de kans op 'witte-vingerziekte' te verklei-
nen, houdt u uw handen warm tijdens het werk
en onderhoudt u het gereedschap en de acces-
soires goed.
64 NEDERLANDS