3. Vóór de inbedrijfstelling
Verwijder alle verpakkingsmateriaal en alle
transportvoorzieningen van het toestel.
Wikkel het netsnoer volledig van de kabelhou-
der 4 af.
3.1 Loopwielen monteren
Zet de olieradiator met de onderkant naar boven
op een schone, krasbestendige ondergrond.
Bevestig telkens 2 loopwielen 5
aan de buitenste uitsparingen
van de houdplaten 3 en 4 . Ge-
bruik hiervoor de voorgemonteer-
de dopmoeren.
Draai nu de vleugelmoeren los
van de bevestigingsbeugels
Plaats nu een bevestigingsbeugel
op de verwarmingsvin (zie fi-
11
guur nr. I)
Aanwijzing: Let er hier op dat de voorste bevesti-
gingsplaat 4 tussen de 1e en 2e rib wordt gemon-
teerd en de achterste bevestigingsplaat 3 tussen
de laatste twee verwarmingsribben. Slechts zo kan
een correcte stand gegarandeerd worden.
Duw nu de bevestigingsbeugel
schroefdraadloze zijde in één van de twee bin-
nenste uitsparingen van de bevestigingsplaten
3 / 4 met wielen 5 (zie figuur nr. II).
Het schroefdraadgedeelte van de bevestigings-
beugel
moet uiteindelijk door de vrije uitspa-
11
ring van de bevestigingsplaat 3 / 4 steken
(zie figuur nr. III).
Schroef tenslotte de vleugelmoer
de bevestigingsbeugel
Herhaal de hele procedure vanaf de Hoofdstuk
voor de tweede bevestigingsplaat 3 / 4 met
wielen 5 .
AANDACHT: Gebruik het toestel uitsluitend met
gemonteerde loopwielen 5 en houdplaten 3 / 4 .
52
NL/BE
12
.
11
met de
11
weer op
12
(zie figuur nr. IV).
11
3.2 Toestel opstellen
Voor een veilige en feilloze werking van het toestel
moet de plaats van opstelling aan de volgende voor-
waarden voldoen:
De vloer moet vast, vlak en horizontaal zijn.
T.o.v. de behuizing moeten minimumafstanden
van zijdelings 1 m, naar boven toe 1 m, naar
achteren 1 m en naar voren 1 m worden aan-
gehouden.
Stel het toestel niet in een hete, natte of zeer
vochtige omgeving op, noch in de buurt van
brandbaar materiaal.
De contactdoos moet eenvoudig toegankelijk
zijn, zodat het netsnoer desnoods eenvoudig
uitgetrokken kan worden.
Temperatuurbereik: 0 tot +40 °C
Luchtvochtigheid (geen condensatie): 5–75%
Aanwijzing: Bij het eerste gebruik kan kortstondig
een lichte geur ontstaan.
4. Inbedrijfstelling
4.1 Toestel inschakelen
Vergewis u ervan dat de verwarmingsniveaus-
chakelaar 8 op "0" staat en dat de tempera-
tuurregeling 9 op " " wijst. Sluit vervolgens
de olieradiator aan op een geaarde, met een
lekschakelaar beschermde contactdoos.
Schakel nu het toestel in door de draai de tempe-
ratuurregelaar 9 met de klok mee tot een totdat
u een hoorbare klik hoort. De rode controlelamp-
je 7 gaat branden. Verplaats de verwarmings-
niveau-schakelaar 8 n de gewenste stand (1, 2
of 3). Het volgende is van toepassing:
0
Uit-stand
Indien de verwarmings-
niveauschakelaar 8 in
deze stand staat,
is de olieradiator
uitgeschakeld.