• Gebruik altijd een geleidingsvoorziening.
• Beveilig het werkstuk tegen verschuiven en
rangschik de werkstuksteunen zodanig dat het
gereedschap onder het werkstuk vrij beweegt (bij
scheidende snede).
• Houd de machine aan het handvat vast en plaats
haar met het voorste gedeelte van de grondplaat op
het werkstuk.
• Schakel de groeffrees in (zie 5.2). Duik op de
ingestelde snijdiepte en schuif de machine
gelijkmatig in snijrichting vooruit.
• Na het einde van de snede schakelt u de groeffrees
uit door de schakelhendel 8 (afb. 5) los te laten.
• Trek de machine in de opgelegde toestand naar de
uitgangspositie terug en neem ze in die positie van
het werkstuk.Zo garandeert u dat de beweeglijke
beschermkap volledig gesloten is.
• Het zaagaggregaat zwenkt terug naar de bovenste
vergrendelde stand.
5.9 Werken met de parallelaanslag
De parallelaanslag 18 (afb. 2) dient voor het werken
evenwijdig aan een reeds aanwezige rand. Daarbij kan
de aanslag zowel rechts als ook links aan de machine
worden aangebracht. Daarbij bedraagt het snijbereik
aan de rechterkant ca. 170 mm en aan de linkerkant
ca. 345 mm.
• Bij werkzaamheden met de parallelaanslag stelt u
de snijdiepte-indicator 10 (afb. 8) door draaien in de
onderste stand (zonder rail).
• De stangen van de parallelaanslag hebben geen
schaalindeling die gerelateerd is aan de linkerkant
van het zaagblad.
• U kunt de snijbreedte na het losdraaien van de
vleugelschroeven 19 (afb. 2) verstellen door de
aanslag
navenant
vleugelschroeven vervolgens weer aan te draaien.
Aanvullend kan de parallelaanslag door eenvoudig
omdraaien (geleidingsvlak voor de werkstukkant wijst
naar boven) ook als dubbel steunpunt voor een betere
geleiding van de groeffrees worden gebruikt. Nu kan
de machine aan een op het werkstuk bevestigde lat
langs worden gevoerd.
te
verschuiven
en
5.10 Werken met de ondergrijpaanslag
De ondergrijpaanslag 20 (afb. 3) dient voor het werken
evenwijdig aan een reeds aanwezige rand. Daarbij kan
de aanslag zowel rechts als links op de machine
worden aangebracht. Daarbij bedraagt het snijbereik
aan de rechterkant ca. 0 -100 mm en aan de linkerkant
ca. 23 - 230 mm.
• Bij werkzaamheden met de ondergrijpaanslag stelt
u de snijdiepte-indicator 10 (afb. 8) door draaien in
de onderste stand (zonder rail).
• De stangen van de parallelaanslag hebben geen
schaalindeling die gerelateerd is aan de linkerkant
van het zaagblad.
• U kunt de snijbreedte na het losdraaien van de
vleugelschroeven 19 (afb. 2) verstellen door de
aanslag
navenant
vleugelschroeven vervolgens weer aan te draaien.
Nu kan de machine langs een smal onder de
grondplaat aanwezig werkstuk geleid worden.
5.11 Werken met geleidingsrail
• Plaats de machine zodanig op de geleidingsrail dat
de groef 24 (afb. 6) van de grondplaat boven de
veer ligt en hierdoor wordt geleid.
• Zet de snijdiepte-indicator 10 (afb. 8) door draaien
in de bovenste stand (met rail). Daardoor kan de
schaal ook met de rail gebruikt worden.
5.12 Werken met positie-aanwijzer
de
Hiervoor gaat u op de volgende manier te werk:
• Steek de positie-indicator 42 (afb. 6) op de rib van
de geleidingsrail.
• Verschuif de positie-indicator op de rail tot aan de
aftekening.
• Verschuif de rail met positie-indicator tot de voorste
(rode rand) van de aftekenings-indicator met de
aftekening overeenstemt.
-75-
te
verschuiven
Gebruik de positie-indicator voor de
uitlijning van de geleidingsrail op
een in het midden afgetekende
geleidingsgroef. Die wordt met de
machine resp. met het
gereedschap meegeleverd (voor
gipskartonfrezen en aluminium
composiet frezen).
en
de