GEBRUIK
Kookstanden
Aangezien de standen afhankelijk zijn van de hoeveelheid en samenstelling van het gerecht
in de pan, geldt de onderstaande tabel alleen als richtlijn.
Gebruik stand 9 voor:
•
het aanbraden van vlees;
•
het bereiden van vis;
•
het bakken van omeletten;
•
het bakken van gekookte aardappelen;
•
het frituren van voedsel.
Gebruik stand 7 en 8 voor:
•
het bakken van dikke pannenkoeken;
•
het bakken van dikke lappen gepaneerd vlees;
•
het bakken van bacon (vet);
•
het koken van rauwe aardappelen;
•
het bakken van wentelteefjes;
•
het bakken van gepaneerde vis;
•
het doorkoken van pasta;
•
het bakken van dunne (gepaneerde) lappen vlees.
Gebruik stand 4-6 voor:
•
het doorkoken van grote hoeveelheden;
•
het ontdooien van harde groenten;
•
het bakken van dikke lappen gepaneerd vlees.
Gebruik stand 1-3 voor:
•
het trekken van bouillon;
•
het stoven van vlees;
•
het zacht koken van groenten;
•
het smelten van chocolade;
•
pocheren;
•
het smelten van kaas.
NL 11