Certificaatbeheer: Wanneer het ingebouwde
digitale certificaat verloopt of de gebruiker het
ingebouwde digitale certificaat niet wil
gebruiken, kan deze functie worden gebruikt
voor het vervangen van het digitale certificaat
dat wordt gebruikt voor versleutelde
communicatie tussen Gateway en de monitor.
Apparaat en systeem: de certificaten van
apparaten en systemen waarmee Gateway
verbonden is, inclusief de Vista 120-serie en CMS,
Vista 300 en Alle apparaten, Standaard: Vista 300.
Selecteer een optie. Hieronder wordt de informatie
van het certificaat weergegeven.
OPMERKING
Nadat de certificaatcertificering is gewijzigd, start u
Gateway opnieuw om de configuratie te activeren.
Als het certificaat op het systeem is geïnstalleerd,
laadt het configuratiehulpprogramma automatisch
de geldigheidsperiode van het certificaat wanneer
deze wordt gestart. Klik op Bladeren om het geldige
certificaat te selecteren dat moet worden
geïnstalleerd, voer het bijbehorende wachtwoord in
het wachtwoordvak in (als het geselecteerde
certificaat niet is geconfigureerd met een
wachtwoord, hoeft de gebruiker geen wachtwoord
in te voeren).
LET OP
Gateway ondersteunt digitale certificaten in de
p12-indeling en een wachtwoord wordt
aanbevolen voor het certificaatbestand.
Vista Gateway Gebruiksaanwijzing
LET OP
De certificaten van knooppunten die betrokken
zijn bij TLS-communicatie moeten synchroon
worden vervangen, anders kunnen er
communicatieproblemen optreden. Neem contact
op met de technische dienst van Dräger voor
meer informatie.
1) CA-certificaat: Vereist wanneer de server een
zelfondertekend certificaat gebruikt, maar
Windows de CA die het certificaat heeft
verstrekt niet vertrouwt.
2) Servercertificaat: Digitaal certificaat dat wordt
gebruikt wanneer Gateway met de monitor
communiceert; het wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer Gateway voor het eerst
wordt uitgevoerd.
3) Geldigheidsperiode: de geldigheidsperiode
van het geïnstalleerde certificaat.
4) Certificaatbestand: toont het huidige
certificaatbestand, en het nieuwe certificaat
wanneer de gebruiker door een nieuw
certificaat bladert.
5) Wachtwoord: het wachtwoord van de
persoonlijke sleutel in het digitale certificaat
6) Verwijderen: het certificaat en het certificaat-
bestand die op het besturingssysteem zijn
geïnstalleerd, verwijderen.
7) Terugzetten: terugkeren naar het ingebouwde
certificaat van de toepassing.
8) Opslaan: kopieer het nieuw geselecteerde
certificaatbestand en sla tegelijkertijd het
wachtwoord op als het certificaat is
geconfigureerd met een wachtwoord.
Configuratie
903