Aardingselektrode – Metalen constructie die nabij een
elektro-afrasteringsapparaat in de grond wordt
gedreven en elektrisch met de uitgangs-
aardeaansluiting van het elektro-afrasteringsapparaat is
verbonden, en die onafhankelijk is van andere
aardingsopstellingen.
Verbindingsdraad – Een elektrische geleider waarmee
het elektro-afrasteringsapparaat op de elektrische
afrastering of de aardingselektrode wordt aangesloten.
Elektrische weide-afrastering – Een elektrische
afrastering waarmee dieren binnen of buiten een
bepaald terrein worden gehouden.
Elektrische veiligheidsafrastering – Een afrastering die
voor veiligheidsdoeleinden wordt gebruikt en die uit
een elektrische afrastering en een fysieke begrenzing
bestaat, die elektrisch van de elektrische afrastering
geïsoleerd is.
Fysieke begrenzing – Een begrenzing met een hoogte
van minstens 1,5 m die ten doel heeft onopzettelijk
contact met de stroomvoerende leidingen van de
elektrische afrastering te voorkomen. Fysieke
begrenzingen worden gewoonlijk van verticaal
schotwerk, stijve verticale stangen, hard gaas of staven
van dik gaas vervaardigd.
Algemeen toegankelijke zone – Elke zone waar
personen door een fysieke begrenzing beschermd zijn
tegen onopzettelijk contact met stroomvoerende
leidingen.
Stroomvoerende leidingen – Leidingen die van het
elektro-afrasteringsapparaat stroomstoten met hoge
spanning ontvangen.
Veilige zone – De kant van een elektrische
veiligheidsafrasteringwaar een persoon zonder de
bescherming van een fysieke begrenzing met de
elektrische afrastering in contact kan komen.
Vereisten voor elektrische weide-afrasteringen
Elektrische weide-afrasteringen en de bijbehorende
apparaten dienen zodanig te worden geïnstalleerd,
gebruikt en onderhouden dat het gevaar voor
personen, dieren of hun omgeving wordt
geminimaliseerd.
Elektrische weide-afrasteringsconstructies waarin dieren
of personen makkelijk verstrikt kunnen raken, behoren
niet gebruikt te worden.
Een elektrische afrastering mag niet op twee of meer
elektro-afrasteringsapparaten of op onafhankelijke
58
afrasteringscircuits van hetzelfde elektro-
afrasteringsapparaat worden aangesloten.
De afstand tussen de draden van twee elektrische
afrasteringen die door gescheiden, met onafhankelijke
impulsen werkende elektro-afrasteringsapparaten
worden gevoed, dient minstens 2 m te bedragen. Als
deze opening moet worden gesloten, dient hiervoor
elektrisch niet-geleidend materiaal of een geïsoleerde
metalen begrenzing te worden gebruikt.
Prikkeldraad- of scheermesdraadafrasteringen mogen
niet op een elektro-afrasteringsapparaat worden
aangesloten.
Een niet-geëlektrificeerde afrastering met prikkeldraad
of scheermesdraad kan gebruikt worden om één of
meer tegenoverliggende geëlektrificeerde draden van
een elektrische weide-afrastering te steunen. De
ondersteuningsinrichtingen voor de geëektrificeerde
draden dienen zo geconstrueerd te zijn dat deze
draden op een minimum afstand van 150 mm van het
verticale oppervlak van de niet-geëlektrificeerde draden
worden gepositioneerd. Het prikkeldraad en
scheermesdraad dienen op regelmatige afstanden te
zijn geïsoleerd.
Volg ons advies met betrekking tot de aarding op. Zie
Een aardingssysteem installeren en testen op blz. 56.
Een afstand van minstens 10 m dient te worden
aangehouden tussen de aardingselektrode van het
elektro-afrasteringsapparaat en eventuele andere
componenten die op een aardingssysteem zijn
aangesloten, zoals bijvoorbeeld de veiligheidsaarding
van de stroomverzorging of de aarding van het
telecommunicatiesysteem.
Verbindingsdraden die binnen gebouwen lopen, dienen
doelmatig van de geaarde gedeelten van het gebouw
geïsoleerd te zijn. Dit kan bewerkstelligd worden door
het gebruik van geïsoleerde hoogspanningskabel.
Ondergronds lopende verbindingsdraden dienen in een
isolatiebuis van isolerend materiaal te zijn
ondergebracht. Alternatief kunnen geïsoleerde
hoogspanningskabels worden gebruikt. De
verbindingsdraden dienen tegen beschadigingen door
in de bodem zakkende dierenhoeven of wielen van
voertuigen te worden beschermd.
De verbindingsdraden mogen niet samen met
netstroom-, communicatie- of datakabels in dezelfde
isolatiebuis worden gelegd.
Verbindingsdraden en elektrische weide-
afrasteringsdraden mogen niet over bovengrondse
stroom- of communicatieleidingen lopen.