• Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen zo-
als stenen, takken, gereedschap of speelgoed op
het gazon liggen. De messen kunnen beschadigd
raken als ze in botsing komen met vreemde voor-
werpen. Schakel het product altijd uit met de PO-
WER ON/OFF-toets (aan/uit-toets) voordat u een
verstopping verwijdert. Controleer het product op
schade voordat u het weer in gebruik neemt.
• Als het product abnormaal begint te trillen, scha-
kel het dan altijd uit met de hoofdschakelaar of de
POWER ON/OFF-toets (aan/uit-toets) en contro-
leer het op schade voordat u het opnieuw gebruikt.
• Start het product volgens de instructies. Wanneer
het product is ingeschakeld, moet u ervoor zorgen
dat uw handen en voeten niet in de buurt van de
draaiende bladen komen. Houd uw handen en voe-
ten uit de buurt van de onderzijde van het product.
• Raak nooit bewegende gevaarlijke componenten,
zoals de bladschijf, aan voordat ze volledig tot stil-
stand zijn gekomen.
• Til het product niet op en draag het niet als het in-
geschakeld is.
• Laat het product niet bedienen door iemand die niet
weet hoe het werkt en zich gedraagt.
• Het product mag niet in botsing komen met per-
sonen of andere levende wezens. Indien een per-
soon of ander levend wezen in het traject van het
product komt, moet het onmiddellijk worden ge-
stopt.
• Plaats geen voorwerpen op de behuizing of het
laadstation van het product.
• Laat nooit personen op de robot zitten. Til de robot
nooit op om het blad te inspecteren en draag het
nooit tijdens het gebruik. Plaats tijdens het gebruik
geen handen of voeten onder de robot.
• Het product mag niet worden gebruikt met een be-
schadigde beschermkap, bladschijf of behuizing.
Bovendien mag hij niet worden gebruikt met be-
schadigde messen, schroeven, moeren of kabels.
Sluit geen beschadigde kabels aan en raak ze niet
aan voordat ze zijn losgekoppeld van de voeding.
• Gebruik het product niet als de POWER ON/OFF-
toets (aan/uit-toets) en de STOP- toets niet werken.
• Schakel het product altijd uit met de ON/OFF-toets
(aan/uit-toets) als het niet wordt gebruikt. Het pro-
duct start alleen als de POWER ON/OFF-toets
(aan/uit-toets) is ingeschakeld en de juiste PIN-co-
de is ingevoerd.
• Als het netsnoer tijdens het gebruik beschadigd
raakt, druk dan op de "STOP-toets" om de robot te
stoppen en haal het netsnoer uit het stopcontact.
• Scheppach garandeert geen volledige compatibi-
liteit tussen het product en andere draadloze sys-
temen zoals afstandsbedieningen, zenders, onder-
grondse elektrische afrasteringen van veeweiden
en dergelijke.
78 | NL
• Metalen voorwerpen in de grond (bijv. gewa-
pend beton of anti-mollennetten) kunnen de maai-
er doen stoppen. De metalen voorwerpen kunnen
het lussignaal verstoren, waardoor de maaier kan
stoppen.
• De bedrijfs- en opslagtemperatuur is 5–50 °C. Het
temperatuurbereik voor het opladen is 5–45 °C. Bij
een te hoge temperatuur kan het product bescha-
digd raken.
• Gebruik of laad de robot nooit op in een explosieve
en/of ontvlambare omgeving.
• Gebruik de robot niet als er een sproeier actief is.
In dat geval moet u de robot en de sproeier zo pro-
grammeren dat ze niet tegelijkertijd werken.
Was de robot niet met hogedrukwaterstralen en
dompel hem niet geheel of gedeeltelijk onder in
water, want hij is niet waterdicht.
• Gebruik uitsluitend de door de fabrikant geleverde
oplader en voedingsadapter. Onjuist gebruik kan
leiden tot elektrische schokken, oververhitting of
lekkage van corrosieve vloeistoffen uit de accu.
• Plaats de voedingsadapter niet op een hoogte
waar deze kan worden ondergedompeld. Plaats de
voedingsadapter niet op de grond.
• Bedek de voedingsadapter niet. Condensatie kan
de voedingsadapter beschadigen en het risico van
elektrische schokken vergroten.
• Als er vloeistof lekt, was de accu dan met water /
neutralisator.
m Bij oogcontact een arts raadplegen.
m Als de maaier ondersteboven staat, moet de
hoofdschakelaar altijd uit staan. Bij alle werk-
zaamheden aan het onderstel van de maaier,
bijv. bij het reinigen of vervangen van de mes-
sen, moet de hoofdschakelaar worden uitge-
schakeld.
Veiligheidsvoorschriften Accu en oplader
m Accu en oplader
Lees de aanwijzingen voor het opladen. Zorg er-
voor dat uw oplader overeenkomt met uw plaat-
selijke stroomvoorziening. Controleer of de aan-
sluiting tussen de oplader en de accupack over-
eenkomt met de juiste modellen. Een langere le-
vensduur en betere prestaties kunnen worden
bereikt als de batterij wordt opgeladen bij een
luchttemperatuur tussen 18 °C en 25 °C. Laad de
accu niet op bij een luchttemperatuur onder 5 °C
of boven 40 °C. Deze aanwijzingen zijn belang-
rijk, omdat dit ernstige schade aan de accu kan
voorkomen.