h) Kapazitätsmessung
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen
und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und ent-
laden sind.
Beachten Sie bei Elektrolyt-Kondensatoren unbedingt die Polarität.
- Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
.
- Stecken Sie die rote Messleitung in die V-Messbuchse (7),
die schwarze Messleitung in die COM-Messbuchse (8).
- In der Anzeige erscheint die Einheit „nF".
Aufgrund des empfindlichen Messeingangs
kann es bei „offenen" Messleitungen zu
einer Wertanzeige im Display kommen.
Durch Drücken der Taste „REL" wird die
Anzeige auf „0" gesetzt. Im oberen kleinen
Display wird der Gundwert (Rel-Differenz)
angezeigt. Die Autorange-Funktion wird
deaktiviert.
- Verbinden Sie nun die beiden Messspitzen (rot = Plus-
pol/schwarz = Minuspol) mit dem Messobjekt (Kondensa-
tor). Im Display wird nach einer kurzen Zeit die Kapazität
angezeigt. Warten Sie, bis sich die Anzeige stabilisiert
hat. Bei Kapazitäten >40 µF kann dies einige Sekunden dauern.
- Sobald „OL" (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den Messbereich überschritten.
- Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten Sie das DMM aus.
18
j) DC-lusstroommeting „%"
Bij de industriële sensor- en stuurkabels dient de lusstroommeting voor het vaststellen van de diagnose
en het opsporen van het defect van de stroominterface, zoals bijv. bij SPS-sturingen of sensorsystemen.
Interfaces zijn gestandaardiseerd en werken met een spanning van 4 - 20 mA, bij een max. spanning van
24 V/DC. De DMM geeft dit bereik aan als een procentuele waarde van de lusstroom. Het meetbereik
gaat van 4 mA = 0% tot 20 mA = 100%.
Als de meetwaarde onder de 0% (4 mA) komt, verschijnt "LO". Dit betekent een onderbreking resp. een
uitval van het interface.
Als de meetwaarde boven de 100% (20 mA) komt, verschijnt "HI". Dit kan indien nodig uitsluitsel geven
over een defecte voeler of signaalomzetter.
Voor de aansluiting en na een meting moet de schakeling altijd vrij van stroom
geschakeld zijn.
Voor het meten gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „Hz%". Druk
op de toets „SELECT" om de meetfunctie om te schake-
len. Op het display verschijnt het symbool voor de DC-
lusstroometing in %. Door nogmaals op de knop te druk-
ken, wordt de eerste meetfunctie ingeschakeld.
- Steek de rode meetkabel in de mAµA%- meetbus. Het
zwarte meetsnoer stopt u in de COM-aansluiting.
- Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het meet-
object (stroomlus, sensorcircuit, enz.); de betrokken pola-
riteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele
meetwaarde op het display weergegeven.
Is er bij een stroommeting voor de meet-
waarde een "-"(min)-teken te zien, dan is
de gemeten stroom tegengesteld (of zijn de
meetsnoeren verwisseld).
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
111