BEDIENING
Veiligheid kookplaat
– Een sensor controleert ononderbroken de temperatuur van de
onderdelen van de kookplaat. Bij een te hoge temperatuur wordt het
vermogen van de kookplaat automatisch verlaagd.
– Zodra u de kookpan van de kookplaat verwijdert, stopt automatisch
de kookactiviteit. Wen uzelf echter aan altijd de kookplaat of zone na
gebruik uit te schakelen om onbedoeld inschakelen te voorkomen.
Veiligheid kookpannen
Elke kookzone is voorzien van een sensor die ononderbroken de
temperatuur van de bodem van de kookpan controleert om elk risico op
oververhitting bij bijvoorbeeld een drooggekookte pan te vermijden.
Veiligheid metalen voorwerpen
Een klein voorwerp zoals een te kleine kookpan (kleiner dan 12cm), een
vork of een lepel wordt door de kookplaat niet als een kookpan
gedetecteerd. Het display van de zone knippert en de kookplaat wordt
niet ingeschakeld.
Oververhittingsbeveiligingen
Het toestel kan oververhit raken, wanneer:
– de pan de warmte niet goed geleidt;
– vet of olie op een hoge stand verhit wordt;
– er onvoldoende luchtcirculatie is (zie ook ventilatiebeveiliging bij het
in stallatievoorschrift).
16
extra zekerheid
BEDIENING
In geval van oververhitting leidt dit bij de desbetreffende kookzone,
respectievelijk alle kookzones, tot een van de volgende reacties:
– de kookplaat zal het toegevoerde vermogen iets laten afnemen (dit is
niet zichtbaar bij de kookstanden in de displays);
– wanneer dit niet helpt zal de kookplaat uitschakelen en een serie
liggende streepjes in de displays laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld verdwijnen de streepjes
weer. Het toestel blijft uitgeschakeld.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van het toestel geactiveerd
wordt door:
– pannen te gebruiken die de warmte goed geleiden;
– vet of olie op een lagere stand te verhitten;
– voor voldoende luchtcirculatie te zorgen.
Neem contact op met de servicedienst of een erkend vakman indien de
oververhittingsbeveiliging desondanks opnieuw geactiveerd wordt.
extra zekerheid
17