Nederlands
Het motorapparaat nooit onbeheerd laten
draaien.
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, op hellingen,
in oneffen terrein enz. – kans op uitglijden!
Op obstakels letten: boomstronken, wortels –
struikelgevaar!
2.7.1
Bij werkzaamheden die niet vanaf de
grond kunnen worden uitgevoerd:
– Altijd een hoogwerker gebruiken
– Nooit op een ladder of staande in de boom
werken
– Nooit op onstabiele plaatsen werken
– Nooit met één hand werken
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra
omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt –
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐
doende licht en goed zicht. Voorzichtig werken,
anderen niet in gevaar brengen.
Het motorapparaat produceert giftige
uitlaatgassen, zodra de motor draait.
Deze gassen kunnen geurloos en
onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
waterstoffen en benzol bevatten.
Nooit in afgesloten of slecht geventi‐
leerde ruimtes met het motorapparaat
werken – ook niet met machines
voorzien van katalysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐
sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende
luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐
tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen
(bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies,
duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐
zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐
men kunnen onder andere worden veroorzaakt
door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans
op ongelukken!
Geluidsoverlast en uitlaatgasemissie zo veel
mogelijk beperken – de motor niet onnodig laten
draaien, alleen gas geven tijdens het werk.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe
omgeving van het motorapparaat – brandgevaar!
Uit het brandstofsysteem kunnen ontvlambare
benzinedampen ontsnappen.
70
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
Tijdens het werk vrijkomende stoffen (bijv. hout‐
stof), dampen en rook kunnen schadelijk zijn
voor de gezondheid. Bij sterke stofontwikkeling
een stofmasker dragen.
Als het motorapparaat niet volgens voorschrift
(bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of
vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in
gebruik nemen beslist controleren of dit in goede
staat verkeert – zie ook "Voor het starten".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en
de goede werking van de veiligheidsinrichtingen
letten. Motorapparaten die niet meer bedrijfsze‐
ker zijn, in geen geval verder gebruiken. In geval
van twijfel contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer.
Bij het gebruik van een draagstel erop letten dat
de uitlaatgassen niet naar het lichaam van
degene die hiermee werkt zijn gericht, maar aan
de zijkant langs hem heen worden geleid –
brandgevaar!
2.7.2
Snoeien
Het motorapparaat schuin houden, niet direct
onder de af te zagen tak staan. Een hoek
van 60° ten opzichte van de grond niet over‐
schrijden. Op vallend hout letten.
Het werkterrein vrij houden – gevallen twijgen en
takken opruimen.
Voor het doorzagen van takken de vluchtweg
bepalen en obstakels opruimen.
0458-555-9421-C