5.
MAATREGELEN OM OVERVERHITTING VAN DE BRANDER EN EEN
SLECHTE VERBRANDING TE VOORKOMEN
1 – Bij stilstand van de brander, moet het rookgaskanaal open blijven om een natuurlijke trek in de ver-
brandingskamer te behouden. Indien het rookgaskanaal wordt afgesloten bij stilstand van de brander,
dient u de brander naar achteren te schuiven om de branderkop uit de verbrandingskamer te verwijderen.
Alvorens deze handeling uit te voeren, moet de elektrische stroom worden uitgeschakeld.
2 – De ruimte waarin de brander werkt moet voorzien zijn van de nodige ventilaties om een goede ver-
branding te waarborgen. U kunt dit nagaan door het CO 2 - en CO-gehalte te meten terwijl ramen en
deuren gesloten zijn.
3 – Indien het lokaal waarin de brander werkt voorzien is van luchtroosters, dan moet u controleren of de
afmetingen van deze openingen nodig voor de luchttoevoer voldoende zijn om een correcte luchtver-
nieuwing te waarborgen. Het is dus aangeraden om te controleren of bij stilstand van de brander, de
(warme) verbrandingsgassen niet opnieuw worden aangezogen door het rookgaskanaal en via de bran-
der in het lokaal worden verspreid.
6.
ONDERHOUD
De brander moet regelmatig door vaklui worden onderhouden en in overeenstemming met de plaatselijke
wetten en normen.
Onderhoud is noodzakelijk om een goede werking van de brander te verzekeren, om uitermate hoog brand-
stofverbruik en dus hoge milieubelastende emissies te vermijden.
Alvorens de brander te reinigen of te controleren, sluit de elektrische voeding af door op de hoofd-
schakelaar te drukken.
BELANGRIJKSTE UIT TE VOEREN ONDERHOUDSTAKEN
Laat de brander een 10-tal minuten op vollast draaien en controleer alle parameters die in deze handleiding
worden opgegeven. Voer daarna een verbrandingsanalyse uit en controleer:
•
Het CO
gehalte
2
•
Controleer de werking van de verliesstroomschakelaar met de testknop.
20014622
•
Temperatuur van de rookgassen in de schouw
•
14 NL
CO-gehalte (ppm)