Apparaat inschakelen
Na aansluiting is het apparaat ingeschakeld. Het
alarmsignaal is te horen.
Druk de toets „alarm/lock" in. Het alarmsignaal gaat
uit.
De indicatie "alarm" gaat uit als in het apparaat de
ingestelde temperatuur is bereikt.
Aanwijzing
Gedurende de eerste 30 seconden na het inschakelen
geen andere instellingen op het apparaat doorvoeren.
De vooraf ingestelde temperaturen worden na enkele
uren bereikt. Vóór die tijd geen levensmiddelen
in het apparaat leggen.
De fabriek adviseert de volgende temperaturen:
▯
Diepvriesruimte: -18 °C
▯
Koelruimte: +4 °C
Temperatuureenheid instellen
De temperatuur kan in graden Celsius (°C) of graden
Fahrenheit (°F) worden aangegeven.
Temperatuureenheid instellen
Om de temperatuureenheid in te stellen de toets
super en de toets options tegelijkertijd 5 seconden
ingedrukt houden.
Afhankelijk van de voorafgaande instelling wordt
overgeschakeld naar de andere temperatuureenheid.
132
Instellen van de temperatuur
Om temperatuurinstellingen voor de verschillende
klimaatzones (koelruimte, diepvriesruimte) te kunnen
uitvoeren moet eerst de gewenste zone gekozen zijn:
1.
De select-toets ingedrukt houden tot de gewenste
klimaatzone met een pijl is gemarkeerd.
2.
Met de insteltoetsen + (warmer) of - (kouder)
de temperatuur instellen.
De laatst aangegeven waarde wordt in het geheugen
opgeslagen.
Diepvriesruimte
De diepvriesruimte is van -16 °C tot -24 °C instelbaar.
Wij raden een instelling van -18 °C aan.
Koelruimte
De koelruimte is van +2 °C tot +8 °C instelbaar.
De temperatuur wordt in stappen van 1 °C ingesteld.
Gevoelige levensmiddelen niet warmer dan bij +4 °C
bewaren.
Wij raden een instelling van +4 °C aan.