• verwijderen of veranderen van de veiligheidscom-
ponenten.
5.7 Werkinstructie
m Belangrijke instructies
1. Schakel de motor uit als de kettingzaag in aan-
raking komt met vreemde deeltjes. Controleer de
kettingzaag en repareer deze zo nodig.
2. Beveilig de zaagketting tegen vuil en zand. Zelfs
geringe hoeveelheden vuil leiden tot het snel
stomp worden van de zaagketting en verhoogt
het gevaar op een terugslagreactie.
3. Beveilig de zaagketting tegen vuil en zand. Zelfs
geringe hoeveelheden vuil leiden tot het snel
stomp worden van de zaagketting en verhoogt
het gevaar op een terugslagreactie.
4. Bedien de gashendel en geef volgas, voordat u
met zagen begint.
5. Druk de behuizing van de kettingzaag tegen de
boomstam, als u met zagen begint.
6. Geef tijdens het zagen volgas.
7. Laat de kettingzaag voor u werken. Oefen slechts
lichte druk omlaag uit.
8. Laat de gashendel los zodra u uw werk hebt be-
eindigd, zodat de motor stationair draait. Als u
het apparaat bij volgas zonder last verder laat
draaien, ontstaat onnodige slijtage.
9. Om niet de controle te verliezen als de zaagket-
ting uit het hout komt, mag u tegen het einde
van de zaagsnede geen druk op de kettingzaag
uitoefenen
10. Controleer na het starten de instelling voor stati-
onair draaien. De zaageenheid moet bij stationair
draaien stilstaan. Verlaag het stationair toerental
wanneer de snij-inrichting stationair draait (zie
"Instellen van het stationair toerental").
11. Stop de motor voordat u de kettingzaag
12. Als het apparaat tijdens het zagen vastklemt,
moet deze direct worden uitgeschakeld en voor-
zichtig worden losgemaakt.
Aansluitend moet het apparaat op schade (bijv.
verbogen geleideblad) worden gecontroleerd en
moet er een testrun worden uitgevoerd.
13. Controleer voor uitvoering van de definitieve
zaagsnede, of toeschouwers, dieren of hinder-
nissen in het valbereik beschikbaar zijn.
14. Onder spanning staande takken moeten van on-
deraf worden gezaagd, zodat de kettingzaag niet
vastklemt.
15. Om tijdens het „doorzagen" volledige controle te
behouden, moet tegen het einde van de zaagsne-
de de aanpersdruk worden gereduceerd, zonder
de stevige greep aan de handgrepen van de ket-
tingzaag losser te maken. Let op dat de zaagket-
ting niet in aanraking komt met de grond.
216 | NL
Terugslag (kickback)
• Bij werkzaamheden met de kettingzaag kan een
gevaarlijke terugslag ontstaan.
• Deze terugslag ontstaat, als het bovenste bereik
van de bladpunt onvoorzien in aanraking komt met
hout of andere vaste voorwerpen.
• Voordat de zaagketting in de verwerkingszone
wordt geplaatst, kan deze zijwaarts wegslippen of
kan de motorzaag gaan stuiteren.
• LET OP!: Verhoogde terugslagrisico!)
• De motorzaag wordt hierbij ongecontroleerd, met
hoge energie, in de richting van de zaaggeleider
geslingerd resp. gaat versnellen (gevaar voor ver-
wonding!).
Om terugslag te vermijden, moet het volgende in
acht worden genomen:
• Insteekwerkzaamheden (het direct plaatsen met
de bladpunt in het hout) mogen alleen door speci-
aal geschoolde personen worden uitgevoerd!
• Neem altijd de bladpunt in acht. Let op bij het ver-
volgen van reeds gestarte zaagsnedes.
• Met een draaiende zaagketting begint u het zagen!
• Zaagketting altijd juist slijpen. Hierbij moet met na-
me ook worden gelet op de juiste hoogte van de
dieptebegrenzing!
• Nooit meerdere takken in één keer doorzagen! Bij
het snoeien er op letten dat er geen andere tak
wordt geraakt.
• Bij het afkorten dienen de ernaast gelegen stam-
men in acht worden genomen.
Bomen kappen – alleen met dienovereenkomsti-
ge opleiding
m VOORZICHTIG
neerzet.
Let op gebroken of afgestorven takken die tijdens het
zagen naar beneden vallen en ernstig letsel kunnen
veroorzaken. Zaag niet in de buurt van gebouwen of
stroomleidingen, als u niet weet in welke richting de
gekapte boom valt.
Werk niet s' nachts, omdat u dan slechter ziet, of bij
regen, sneeuw of storm, omdat de richting van de val
van de boom onvoorspelbaar is.
• Plan uw werk met de kettingzaag vooruit.
• De werkomgeving om de boom dient vrij te zijn, zo-
dat u een veilige stand heeft.
• Bij zaagwerkzaamheden op een helling dient de
machinevoerder zich altijd op het hoger gelegen
niveau van de werkomgeving op te houden, omdat
de boom na het kappen vermoedelijk naar bene-
den rolt ofwel glijdt.
www.scheppach.com