Belangrijk: Overschrijd nooit de maximaal toe-
gestane werkdruk van 3 bar.
©
Apparaat aansluiten
½
Het product mag uitsluitend met gereinigde,
condensaat- en olievrije perslucht worden be-
diend en de maximale werkdruk van 3 bar aan
het apparaat mag niet worden overschreden.
½
Voor het regelen van de luchtdruk moet de
persluchtbron uitgerust zijn met een (filter )
drukregelaar.
Voor het werken met dit apparaat hebt u een flexibele
persluchtslang met snelkoppeling en een geschikte
persluchtbron nodig.
Neem de bedienings- en veiligheidsinstructies van
de persluchtbron en de bijzondere aanwijzingen
voor het werken met verf in acht.
Opmerking: let op de juiste werkdruk. Te hoge
werkdruk leidt tot sterke fijnverdeling en een te snelle
vloeistofverdamping. De oppervlakken worden ruw
en ontwikkelen slechte hechteigenschappen. Als de
werkdruk daarentegen te laag is, wordt het verfma-
teriaal niet voldoende verdeeld. Het gevolg: rimpe-
lige oppervlakken en druppelvorming.
Sluit de persluchtslang met snelkoppeling aan
op de persluchtaansluiting
raat. De vergrendeling geschiedt automatisch.
Stel aan de filterdrukregelaar van de perslucht-
bron een werkdruk in van 3 bar.
©
Spuitoppervlakken
voorbereiden
Dek de omgeving van het te spuiten oppervlak
ruim en zorgvuldig af. Alle niet afgedekte vlak-
ken of oppervlakken kunnen anders worden
verontreinigd.
Zorg ervoor dat het spuitoppervlak schoon,
droog en vetvrij is.
Ruw gladde oppervlakken op en verwijder
vervolgens het schuurstof.
©
Arbeidsinstructies:
-
-
-
-
-
-
-
©
van het appa-
6
Het apparaat beschikt over de instellingen 'punt-
straal' en 'vlakstraal'.
Puntstraal instellen:
Vlakstraal instellen:
Apparaat in- / uitschakelen
Open de ontluchting
1
Let bij het verdunnen op dat spuitmateriaal en
verdunner bij elkaar passen. Bij het gebruik van
een verkeerde verdunner kunnen klontjes ontstaan
waardoor het pistool verstopt kan raken.
Schroef de vloeibeker
op het pistool.
Vul de vloeibeker
met spuitmateriaal en
3
schroef het deksel
vast.
2
Houd het verfpistool altijd op dezelfde afstand
van het object. De ideale spuitafstand bedraagt
ca. 15 cm.
Bepaal eerst door een proef de optimale instel-
lingen voor het werk.
Schakel het apparaat niet in of uit boven een
te spuiten oppervlak, maar begin en beëindig
het spuitproces ca. 10 cm van het werkstuk ver-
wijderd.
Druk voor het inschakelen de bedieningshen-
del
in en houd hem ingedrukt.
8
Voor het beëindigen van het werk laat u de
bedieningshendel
weer los.
8
Spuitstraal instellen
Puntstraal
Vlakstraal
Gebruik de puntstraal bijvoorbeeld voor kleine
vlakken, hoeken en kanten.
Draai de regelaar
met de klok mee
5
gebruik de vlakstraal verticaal en horizontaal
bij grotere oppervlakken.
Draai de regelaar
tegen de klok in
5
Ingebruikname
tijdens het werkproces.
met de klok mee vast
3
.
.
NL
33