Programma 2 kan ook worden gebruikt om een accu in of buiten het voertuig rechtstreeks te laden en te onderhouden, maar kan niet
worden gebruikt om een gesulfateerde accu te herstellen. Om een gesulfateerde accu te herstellen, kiest u programma 1 en volgt u de
instructies onder DIEP ONTLADEN VERWAARLOOSDE ACCU'S.
Programma-indicatie wanneer de lader niet is aangesloten op een 12 V-uitgang of accu.
– STANDAARD: alleen LED #1 (VOEDING AAN), blijft branden.
– CAN-bus: LED #1 (VOEDING AAN) blijft branden en zowel LED #3 (DESULFATEREN) als LED #4 (LADEN) knipperen steeds kort met
regelmatige tussenpozen.
VOEDING AAN: LED #1 –
BESCHERMING OMGEKEERDE POLARITEIT: LED #2 –
beschermd en zal dus niet beschadigd raken. De uitgang blijft uitgeschakeld tot de aansluiting gecorrigeerd is.
CAN-bus: LED #3+4+5+6+7 knipperen: er is een kortsluiting over de uitgangsklemmen gedetecteerd. Wanneer LED #2 (OMGEKEERDE
POLARITEIT) eveneens brandt, is de accu verkeerd aangesloten. De lader is elektronisch beveiligd, zodat er niets zal worden beschadigd.
De uitgang zal uitgeschakeld blijven totdat de aansluitingen correct zijn.
STAP 1
Start met
lage
spanning
(accu ≥ 0,5
V)
STAP 2
LED #7
Pulsactivering
7
STAP 3
TEST LED
#5: GROEN
TEST voor
#6: GEEL
het laden
#7: ROOD
7
TEST
STAP 4
LED #3 : ROOD
TURBO SAVE
30
Deze LED bevestigt de AC stroomtoevoer naar de lader.
STD: controle van accuspanning - STD-modus wordt geactiveerd wanneer de spanning
van de aangesloten accu minstens 0,5 V is.
Accu's met een meetwaarde van minder dan 2 V bij de aansluiting gaan naar STAP 2 –
pulsactivering – waarbij de accu wordt getest op kortsluiting.
V
Accu's met een meetwaarde van 2 V of meer gaan rechtstreeks naar STAP 3.
CAN-BUS: LED #3+4 KNIPPEREN: het programma verstuurt een signaal om een via CAN-bus
bestuurde 12 V-uitgang te detecteren en te activeren. Het niet activeren van de uitgang kan de
volgende oorzaken hebben: programma 1 is geselecteerd; slechte aansluiting op de 12
V-uitgang; accu heeft te laag vermogen om CAN-bus te voeden; verouderd CAN-
busprogramma op het voertuig – neem contact op met de voertuigfabrikant.
Pulsactivering – LED nr. 7 (rood) knippert: de OptiMate 4 verstuurt een testsignaal
KNIPPERT
om te bepalen of de accu kan worden hersteld.
Indien de spanning boven 2 V blijft en er geen kortsluiting is vastgesteld, begint het
programma bij STAP 3.
Indien het lampje blijft knipperen, kunnen de volgende situaties voorkomen dat de
accu wordt opgeladen:
1) Het voertuigcircuit is aangesloten op de accu.
OPMERKING: Indien de op te laden accu een lage spanning heeft of in gesulfateerde
staat verkeert, koppelt u de accu voor de beste laad‑ en testresultaten los van het
voertuigcircuit en laadt u de accu vervolgens op.
2) Meerdere accucellen zijn kortgesloten. De accu is permanent beschadigd en moet
worden vervangen.
De TESTLED's #5/6/7 geven de accustatus voorafgaand aan het laden weer. Raadpleeg
de onderstaande tabel of de tabel op pagina 2 voor een vergelijking van de gegevens van
de testleds met de geschatte laadstatus (SOC%). Wanneer de indicatie gedurende 10
seconden stabiel is, wordt begonnen met laden.
AGM
5
6
STD
Tijdens de test gemaakte beslissingen: De mate van ontlading wordt bepaald: een accu
10s
die voor 60% of meer geladen is, gaat rechtstreeks door naar STAP 6, terwijl een sterk
ontlade accu STAP 4 en 5 doorloopt. Sterk ontlade accu's ondergaan een langere test (tot
12 uur) tijdens STAP 8.
3
Laadtijd: maximaal 2 uur.
Uitgangsspanning neemt toe tot maximaal 22 V met een stroom die wordt beperkt tot 0,2
A op voorwaarde dat er geen voertuigelektronica is gedetecteerd; zo niet wordt er naar
de volgende stap overgegaan. BELANGRIJK: Lees het deel ZEER LEGE, VERWAARLOOSDE
ACCU'S hieronder.
Brandt wanneer de accu verkeerd is aangesloten. De lader is elektronisch
0
20
40
6
7
7
0
40
60
Schakelt in wanneer de accu gesulfateerd is of
de laadstroom niet kan accepteren of vasthouden.
60
80
5
6
6
80
100%
100%
5