Inschakelen / Uitschakelen
Gebruik geen toestel waarbij de schakelaar niet kan
worden in- en uitgeschakeld. Beschadigde schakelaars
moeten onmiddellijk worden gerepareerd of vervangen
door de klantenservice.
Inschakelen
Aktiver først tilkoplingssperren (4). Druk de AAN-UIT-
grijpschakelaar (3).
Start de machine in het laagst toerentalniveau (niveau 1).
Uitschakelen
Laat de AAN-UIT-grijpschakelaar los.
Een continu bedrijf is bij dit toestel niet mogelijk.
Toerentalregeling
Bij deze uitvoering is het toerental van de motor en zodoende
het roervermogen te reguleren (niveau 1 – 6).
U kunt het toerental traploos door de toerentalregeling
(5) instellen.
Niveau 1 min. vermogen = LANGZAAM.
Niveau 6 min. vermogen = SNEL.
O
p
m
e
r
k
i
n
g
e
n
O
p
m
e
r
k
i
n
g
e
n
Let in ieder geval op alle veiligheidsinstructies
(zie "Veiligheidsinstructies").
Opmerkingen met betrekking tot het gebruik van het
Gedurende het mengen het toestel met twee handen
vasthouden.
Niet in de draaiende roerpropeller grijpen (roterende
mengwerktuig).
Voorkom spatten! Werk met laag toerental, wanneer
het roerapparaat in het menggoed indompelt, resp.
eruitgenomen wordt.
Maak slechts gebruik van de door de fabrikant
geadviseerde roerpropellers. Let op de maximale doorsnede
(Ø 140 mm – RL 1600 G).
De
meegeleverde
roermenger
mengmaterialen met dun vloeibare, taaie tot heel zware
consistentie: bv. kleuren, lakken, plamuur, cement, pleister,
kalk, beton, estrik, enz.
Gedurende het mengen het toerental verhogen. Leidt het
roerapparaat zo lang door het mengsel tot het geheel is
doorgemengd. Let op de verwerkingsvoorschriften van de
fabrikant.
Niet met te laag toerental in continu bedrijf werken.
Dit leidt tot een overbelasting/oververhitting van de
motor, omdat geen toereikende koeling ontstaat.
86
m
.
b
.
t
.
h
e
t
g
e
b
r
u
i
k
m
.
b
.
t
.
h
e
t
g
e
b
r
u
i
k
roertoestel
is
geschikt
Gebruik alleen originele onderdelen. Andere onderdelen
kunnen onverwachte schade en verwondingen tot gevolg
hebben.
Verder gaande reparatiewerkzaamheden mogen enkel door de
fabrikant of door de klantenservice worden uitgevoerd.
Bewaar ongebruikte apparaten op een droge, afgesloten plaats
buiten de reikwijdte van kinderen op.
Om de goede werking van de machine te behouden,
moet u het volgende in acht nemen:
Ventilatiegleuven open en schoon houden.
Verwijder stof en verontreinigingen met een doek of zachte
borstel.
De machine niet met vloeiend water of hogedrukreinigers
reinigen.
Gebruik voor kunststofdelen geen oplosmiddelen (benzine,
alcohol, enz.), omdat deze de kunststofdelen kunnen
beschadigen.
Controleer de handgrepen op vaste zitting.
Reinig de roerpropeller.
Het roerapparaat is met koolborstels uitgerust. Bij slijtage
laat u de koolborstels door de klantenservice vervangen.
Controleer voor uw eigen zekerheid de roerpropeller
regelmatig op beschadigingen. Vervang een beschadigde
roerpropeller onmiddellijk.
Controleer de roeras regelmatig. Een roerapparaat met
een defecte roeras mag niet meer worden benut. Laat het
apparaat door de klantenservice repareren.
Vervang de koolborstels, wanneer ze tot op ca. 4 mm zijn
versleten.
Verwijder de afdekking van de koolborstels (8) op
iedere kant van de motorafdekking, door ze met een
passende schroevendraaier tegen de wijzers van de klok in
te draaien.
Neem de koolborstels eruit, let hierbij op de positie van de
veerhouder.
voor
Zet de nieuwe koolborstels (9) in, let op de correcte positie
van de veerhouder.
Vervang de koolborstels paarsgewijs.
Schroef de afdekking van de koolborstels weer in.
O
n
d
e
r
h
o
u
d
e
n
v
e
r
z
O
n
d
e
r
h
o
u
d
e
n
v
e
r
Voor aanvang van iedere onderhouds- en
reinigingsbeurt
- Toestel uitschakelen
Wachten tot het apparaat stilstaat
-
Neem de steker uit het stopcontact.
-
Koolborstels vervangen
o
r
g
i
n
g
z
o
r
g
i
n
g