9. Basisbediening
9.1 Stroomvoorziening
GEVAAR voor een elektrische
schok!
Sluit de stekker alleen aan op een op de
juiste wijze geïnstalleerd, gemakkelijk
toegankelijk stopcontact, waarvan de
spanning overeenkomt met de gegevens
op het typeplaatje. Het stopcontact
moet ook na het aansluiten gemakkelijk
toegankelijk blijven.
1. Zet het apparaat in elkaar voor de ge-
wenste werking.
2. Controleer of de snelheidsregelaar 12
op 0 (uitgeschakeld) staat.
3. Steek de stekker 14 in een geschikt
stopcontact. Het stopcontact moet ook
na het aansluiten altijd goed toeganke-
lijk zijn.
4. Trek de stekker 14 uit het stopcontact,
voordat u het apparaat reinigt.
9.2 Beveiligingsfuncties
Het apparaat beschikt over verschillende
beveiligingsfuncties die hierna worden be-
schreven.
Werking alleen bij correcte mon-
tage
Het apparaat werkt alleen wanneer ofwel
de afdekking 8 is geplaatst (voor de roer-
hulpstukken 20/21/22) ofwel het deksel 2
correct op de mixkom 5 is geplaatst.
Werking bij een neergelaten
aandrijfarm
Het apparaat werkt alleen wanneer de aan-
drijfarm 19 correct in de onderste positie is
vergrendeld en de ontgrendelingsknop 11
er volledig is uitgesprongen.
98
NL
Beveiliging tegen oververhitting
Het apparaat beschikt over een beveiliging
tegen oververhitting. Als de motor te heet is
geworden, schakelt het apparaat automa-
tisch uit:
1. Schakel het apparaat uit.
2. Trek de stekker 14 uit het stopcontact.
3. Laat het apparaat tot kamertempera-
tuur afkoelen.
Wanneer het apparaat voldoende is afge-
koeld, kan het weer worden ingeschakeld.
9.3 Apparaat in-/
uitschakelen en de
snelheid kiezen
WAARSCHUWING voor materiële
schade!
Het roermechanisme mag max. 10 mi-
nuten, de mixer max. 3 minuten zonder
onderbrekingen werken. Daarna moet u
het apparaat eerst weer tot kamertem-
peratuur laten afkoelen.
1. Schakel het apparaat in door de snel-
heidsregelaar 12 naar rechts te draai-
en.
2. Begin met een iets lagere snelheid en
verhoog langzaam tot de gewenste
snelheid (zie "Een overzicht van de
functies" op pagina 92).
3. Verlaag de snelheid tot stand 1 - 2,
wanneer u tijdens het werkproces ingre-
diënten door de vulopening 10 of de
bijvulopening 3 van het deksel wilt toe-
voegen.
4. Zet de snelheidsregelaar 12 op 0 om
het apparaat uit te schakelen.
AANWIJZINGEN:
• De ideale snelheid is vooral afhankelijk
van de consistentie van het mixproduct.
Hoe vloeibaarder de inhoud is, des te
sneller kunt u mixen.