4.1.5 Service
a) Laat het apparaat alleen repareren door gekwa-
lificeerd en vakkundig personeel en alleen met
originele vervangingsonderdelen. Daarmee wordt
gewaarborgd dat de veiligheid van het elektrisch ge-
reedschap in stand blijft.
4.2 Correcte inrichting van de werkomgeving
a) Zorg ervoor dat u toestemming van de direc-
tie heeft voor de boorwerkzaamheden. Boorwerk-
zaamheden aan gebouwen of andere structuren kun-
nen de statica beïnvloeden, vooral bij het scheiden
van wapeningsijzer of dragerelementen.
b) Zet bij doorboringen door wanden het gebied ach-
ter de wand af, omdat materiaal of de boorkern
naar achteren kan vallen. Zet bij doorboringen
door plafonds het gebied daaronder af, omdat
nl
materiaal of de boorkern naar beneden kan val-
len.
c) Om het vallen van personen te vermijden, moe-
ten ontstane gaten veilig en goed zichtbaar zijn
afgezet.
d) Plaats de houder op een vast, vlak en horizontaal
oppervlak. Wanneer de houder kan verschuiven of
kantelen, kan het apparaat niet gelijkmatig en correct
worden geleid.
e) Controleer de staat van het oppervlak. Door
ruwe oppervlakken kan de bevestigingskracht
van
de
boorkolom
bevestigingsmaterialen
werken losraken, zodat de boorkolom met de
kernboormachine niet meer stevig op hun plaats
worden gehouden.
f)
Overbelast de houder niet en gebruik deze niet
als geleider of om op te steunen. Als de houder
wordt overbelast of als hierop wordt gestaan, kan dit
ertoe leiden dat het zwaartepunt van de houder naar
boven wordt verplaatst en dat deze omvalt.
g) Draag bij werkzaamheden waarbij stof vrijkomt
een stofmasker.
h) Zorg voor een goede ventilatie van de werkruimte.
i)
Voor werkzaamheden buiten worden rubberen
handschoenen en niet-slippend schoeisel aanbe-
volen.
Houd het net- en het verlengsnoer, de zuig- en
j)
vacuümslang uit de buurt van roterende delen.
k) Werk nooit op een ladder.
l)
Houd uw werkgebied op orde. Houd de werkom-
geving vrij van voorwerpen waaraan u zich kunt
verwonden. Ongeordendheid in uw werkgebied kan
leiden tot ongevallen.
m) Borg het werkstuk. Gebruik spaninrichtingen of
een bankschroef om het werk vast te zetten. Op
deze manier zit het beter vast dan met de hand, en
bovendien heeft u beide handen vrij om het apparaat
te bedienen.
n) Leid het net- en het verlengsnoer tijdens het werk
altijd naar achteren van het apparaat weg. Dit
vermindert het risico om over het snoer te vallen.
122
afnemen.
Coatings
of
kunnen
tijdens
het
4.2.1 Algemene veiligheidsmaatregelen
a) Gebruik de afdekkap alleen als de stekker van de
aanzeteenheid is losgenomen. Gebruik de kern-
boormachine alleen met afgedekte aansluitbus.
Als de afdekkap ontbreekt, neem dan contact
op met de Expert Consulting van Hilti en zorg
voor vervanging. Als er water in de aansluitbus
gedrongen is, neem dan de stekker van de kern-
boormachine los. Zorg ervoor dat de aansluitbus
droog is voordat de kernboormachine weer wordt
gebruikt. Als de aansluitbus niet door de afdekkap of
de verbindingsstekker wordt afgedekt, kan er water
in de bus komen en een elektrische schok veroorza-
ken .
b) Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van
olie en vet.
c) Laat het apparaat nooit onbeheerd achter.
d) Bewaar ongebruikte apparaten op een veilige
plaats. Apparaten die niet worden gebruikt, die-
nen op een droge, hoog gelegen of afgesloten
plaats, buiten bereik van kinderen, bewaard te
worden.
e) Andere personen op afstand houden. Let erop
dat alle personen, met name kinderen, die niets
met de werkzaamheden te doen hebben niet de
machine of het verlengsnoer aanraken en houd
deze personen uit het werkgebied verwijderd.
Kinderen moeten duidelijk worden gemaakt dat
f)
het apparaat geen speelgoed is.
g) Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door
kinderen of door zwakke, ongeschoolde perso-
nen.
h) Gebruik het apparaat nooit zonder de meegele-
verde PRCD (voor apparaten zonder PRCD nooit
zonder scheidingstransformator). Controleer voor
gebruik altijd de PRCD.
i)
Aanpassingen of veranderingen aan het apparaat, de
boorkolom en toebehoren zijn niet toegestaan.
Controleer het apparaat en de toebehoren op
j)
eventuele beschadigingen. Voor verder gebruik
dient zorgvuldig te worden nagegaan of de vei-
ligheidsvoorzieningen of licht beschadigde delen
correct en volgens de voorschriften functione-
ren. Controleer of de bewegende delen foutloos
functioneren en niet klemmen en of er delen be-
schadigd zijn. Alle delen moeten correct gemon-
teerd zijn en aan alle voorwaarden voldoen om
het optimaal functioneren van het apparaat te ga-
randeren. Beschadigde veiligheidsinrichtingen en
onderdelen dienen, tenzij anders in de handleiding
is aangegeven, op vakkundige wijze door een er-
kende vakwerkplaats gerepareerd of vervangen
te worden.
k) Controleer de slangen regelmatig op beschadi-
gingen en zorg ervoor dat de maximaal toelaat-
bare waterleidingdruk van 6 bar niet wordt over-
schreden.
l)
Voorkom huidcontact met boorslib.
m) Draag bij werkzaamheden waarbij stof ontstaat,
zoals bij het droogboren, een zuurstofmasker.