Parameters met lokale betekenis
Dit zijn parameters die verschillend kunnen zijn voor de verschillende apparaten; in sommige gevallen is het zelfs noodzakelijk dat ze
verschillend zijn. Voor deze parameters is het niet toegestaan om de configuratie automatisch af te stemmen onder de verschillende apparaten.
Bijvoorbeeld bij handmatige toewijzing van de adressen is het verplicht dat deze van elkaar verschillen.
Lijst van parameters met lokale betekenis voor het apparaat:
BK Helderheid
•
TK Inschakeltijd achterverlichting
•
RI Toeren/min in handbediening
•
AD Configuratie adres
•
IC Configuratie reserve
•
RF Reset storingen en waarschuwingen
•
Gevoelige parameters
Dit zijn parameters die beslist afgestemd moeten zijn op de hele keten, met het oog op de regeling.
Lijst van gevoelige parameters:
SP Setpointdruk
•
P1 Hulpsetpoint ingang 1
•
P2 Hulpsetpoint ingang 2
•
P3 Hulpsetpoint ingang 3
•
P4 Hulpsetpoint ingang 4
•
RP Drukverlaging voor herstart
•
ET Wisseltijd
•
AY Anticycling
•
NA Aantal actieve apparaten
•
NA Aantal gelijktijdige apparaten
•
TB Drooglooptijd
•
T1 Uitschakeltijd na signaal van lage druk
•
T2 Uitschakeltijd
•
GI Integrerende versterking
•
GP Proportionele versterking
•
I1 Instelling ingang 1
•
I2 Instelling ingang 2
•
I3 Instelling ingang 3
•
•
I4 Instelling ingang 4
OD Type installatie
•
PR Remote druksensor
•
PW Wijziging wachtwoord
•
Automatische uitlijning van gevoelige parameters
Wanneer er een systeem met meerdere pompen wordt gedetecteerd, wordt er een controle verricht op de congruentie van de ingestelde
parameters. Als de gevoelige parameters niet met elkaar overeenkomen op alle apparaten, verschijnt op het display van elk apparaat een
bericht waarin wordt gevraagd of de configuratie van dat bepaalde apparaat moet worden verbreid over het hele systeem. Door te accepteren
worden de gevoelige parameters van het apparaat van waaraf de vraag beantwoord is doorgegeven aan alle apparaten van de keten.
In gevallen waarin de configuraties incompatibel zijn met het systeem, wordt de verbreiding van de configuratie vanaf deze apparaten niet toe-
gestaan.
Tijdens de normale werking houdt de wijziging van een gevoelige parameter op één apparaat automatisch de uitlijning van de parameter op alle
andere apparaten in, zonder dat hiervoor toestemming wordt gevraagd.
OPMERKING: de automatische uitlijning van de gevoelige parameters heeft geen effect op alle andere types parameters
In het bijzondere geval dat er een apparaat met fabrieksinstellingen in een keten wordt opgenomen (bijvoorbeeld wanneer een nieuw apparaat
een bestaand apparaat vervangt, of de fabrieksconfiguratie op een apparat wordt teruggehaald), krijgt het apparaat met de fabrieksconfiguratie
automatisch de gevoelige parameters van de keten als de aanwezige configuraties behalve de fabrieksconfiguratie coherent zijn.
Parameters met facultatieve uitlijning
Dit zijn parameters waarvan getolereerd wordt dat ze niet overeenstemmen op de verschillende apparaten. Bij elke wijziging van deze
parameters wordt, wanneer op SET of MODE wordt gedrukt, gevraagd of de wijziging moet worden uitgebreid over de hele communicatieketen.
NEDERLANDS
238