4. Aansluitingen
4.1 IO-connector
Evalueren van
digitale signa-
len
Evaluatie van
een analoog
signaal
Gebruik van
het relais
Gebruik van
de Open-
Drain-uitgan-
gen
86 / 176
De IO-connector maakt communicatie met externe
apparatuur mogelijk. Druk de klem met de krachtige
veer omlaag met een schroevendraaier om kabels aan
te sluiten of weg te nemen. Details en
toepassingsvoorbeelden voor het schakelen van de IO-
connector vindt u in het manual van de RouterNode 2.
Veranderingen van het spanningsniveau worden
herkend als signaal. U kunt signalen tussen 0 V
+3,3 V
evalueren. Signalen van 0 V
DC
worden als Low herkend, terwijl signalen van +2,0 V
als High worden herkend. U kunt in LSM op
tot +3,3 V
DC
signalen reageren en acties aansturen.
De RouterNode 2 digitaliseert het spanningsniveau en
vergelijkt de waarden met een drempelwaarde. Deze
drempelwaarde kunt u in de WaveNet-Manager
configureren om een analoge gebeurtenis aan te
sturen. In het Event Management van LSM bepaalt u
hoe er moet worden gereageerd op het optreden van
deze gebeurtenis.
Het relais beschikt over twee potentiaalvrije uitgangen
en een gemeenschappelijke aarding. Met het relais
kunt u externe apparatuur aansturen.
De Open-Drain-uitgangen vormen in geactiveerde
toestand een elektrische verbinding met het
aardpotentiaal van de RouterNode 2.
RouterNode 2, GatewayNode 2,
DC
SmartBridge
en
DC
tot +0,8 V
DC
DC
NL