Omschakelen tussen °C en °F (afb. III)
Kies de temperatuureenheid (°C of °F) met de
■
schakelaar °C/°F [21].
Emissiegraad
Met de emissiegraad wordt de eigenschap van
voorwerpen aangeduid, energie af te geven.
De meeste organische materialen, evenals gelakte
en geoxideerde oppervlakken hebben een emis-
siegraad van 0,95 (standaardinstelling van het
apparaat).
De bepaling van de temperaturen van glanzende of
hooggepolijste metaaloppervlakken geeft onnauw-
keurige meetwaarden. Ter compensatie kan het te
meten oppervlak met plakband worden afgedekt of
met matzwarte verf worden bestreken. Wacht, totdat
het plakband dezelfde temperatuur als het onderlig-
gende materieel heeft. Bepalen dan de temperatuur
van het plakband of het bestreken oppervlak.
Tabel emissiegraden (ε)
Materiaal Emissie-
graad
Asfalt
0.90 - 0.98 Stof
Beton
0.94
Cement
0.96
Zand
0.90
Aarde
0.92 - 0.96 Lak
Water
0.92 - 0.96 Lak (mat)
IJs
0.96 - 0.98 Plastic
Sneeuw
0.83
Glas
0.90 - 0.95 Papier
Keramisch
0.90 - 0.94 Chroom
materiaal
Marmer
0.94
Gips
0.80 - 0.90 Ijzer ge-
Mortel
0.89 - 0.91 Textiel
Stein
0.93 - 0.96 Rubber
38
All manuals and user guides at all-guides.com
Materiaal Emissie-
graad
0.98
(zwart)
Huid
0.98
Leder
0.75 - 0.80
Poeder
0.96
0.80 - 0.95
0.97
0.85 - 0.95
Hout
0.90
0.70 - 0.94
0.81
geoxi-
deerd
Koper ge-
0.78
oxideerd
0.78 - 0.82
oxideerd
0.90
0.94
(zwart)
Meetprojectiepunt en meetafstand
(afb. II)
Bedenk altijd dat bij metingen op grote afstand het
meetprojectiepunt groter wordt en aldus de meting
ook op een groter vlak plaatsvindt.
De verhouding tussen meetafstand en meetprojectie-
puntgrootte is in afb. II weergegeven.
Het brandpunt voor het apparaat bedraagt
914 mm (36").
Temperatuurmeting
Houd het apparaat aan de handgreep [1] vast
■
en richt deze op het te meten oppervlak.
Bedien de trekker [4] en houd deze vast, om
■
het apparaat in te schakelen en te testen.
Het LCD-display [4] gaat branden, wanneer de
batterij OK is. Vervang de batterij, wanneer het
display niet brandt.
Laat de trekker [4] los. De melding HOLD [10]
■
verschijnt op het display ter informatie, dat de
gegevens verder worden aangegeven.
Druk in de HOLD-modus de knop omhoog [19],
■
om de laser in- resp. uit te schakelen.
Druk de knop omlaag [17], om de achtergrond-
■
verlichting in- resp. uit te schakelen.
Het apparaat wordt na ca. 7 seconden automa-
tisch uitgeschakeld, nadat de trekker [4] wordt
losgelaten en de blokkering niet is geactiveerd.
Aanwijzing
Let bij het meten op:
Houd het apparaat m.b.v. de handgreep vast en
richt dit op het voorwerp, waarvan de oppervlak-
temperatuur moet worden gemeten. Het meetappa-
raat compenseert automatisch temperatuurwisselin-
gen van de omgevingstemperatuur.
Denk er aan, dat het 30 min kan duren, totdat het
apparaat zich aan grote temperatuurverschillen
heeft aanpast, wanneer hoge temperaturmetingen
worden uitgevoerd. Dit is een gevolg van het afkoe-
lingsproces, dat de sensor moet doorlopen.
Temperatuurafwijkingen vinden
Om een gebied met temperatuurafwijking te
■
vinden, richt u het apparaat op een plek binnen
het gewenste bereik.
Scan het gebied met een op- en neerbeweging,
■
om deze plek te vinden.