2. Instelbare speciale functies
De volgende subfuncties kunnen, afhankelijk van het type meter,
boven de „ENTER MENU"-toets ingesteld worden: referentiewaarde-
meting „Æ%", MIN/MAX-waardebepaling, „TIME", de meetwaardere-
gistratie „REC", de meetwaardeweergave „RCLL", de vergelijkings-
functie „LMT" (alleen bij de VC 670), en de piekwaardemeting „PH"
(alleen bij de VC 650 en de VC 670). Deze subfuncties worden
beschreven vanaf hfst. 5.12.
5.10 Logic-test (niet bij de VC 630)
Deze meetfunctie dient voor het vaststellen van logic-niveau's in digitale
schakelingen (27-TTL-, 3-V- of 5-V-logic o.d.) Bij de logic-functie kunt u
de volgende „toestanden" vaststellen:
- het testpunt geeft een high-niveau van > 70% van Vcc aan, dan ver-
schijnt er „Hi" op het display.
- Het testpunt geeft een low-niveau aan van < 30% van Vcc, dan ver-
schijnt er „Lo" op het display.
- Het testpunt heeft een niveau tussen 305 en 70% van de Vcc, dan ver-
schijnt er „——" op het display.
Voor het vaststellen van het logic-niveau resp. voor het instellen van de
niveaubereiken handelt u als volgt:
a) Schakel de meter in. In de uitgangspositie is steeds de wisselspan-
ningmeting met „AUTO" (automatische bereikskeuze) ingesteld.
Druk nu viermaal op de toets „H•hfe•
over op logic-test, te zien op het display door het symbool „logic"
helemaal onder op het display en door het tonen van de spanning in
V op het middelste sub-display en van de frequentie in kHz op het
rechter sub-display. Bovendien is links van de spanningsaanduiding bij
TTL-niveau's een „t" te zien, bij „CMOS 3 V" => „3C"en bij „CMOS
5 V" =. „5C".
b) Verbind het zwarte meetsnoer met de bus „COM" op de meter en het
rode meetsnoer met de bus „V•½•Hz•Logic•->I-".
c) Onder de meetwaarde is tijdens de meting de bargraph actief, een
soort analoge aanduiding met een hogere meetsnelheid. De bar-
graph vervult de functie van een tendensaanduiding.
162
All manuals and user guides at all-guides.com
•Logic". De meter schakelt
d) Verbind nu het andere einde van het zwarte meetsnoer (meetpunt)
met de „massa" van de digitale schakeling = „-" (normaal gesproken).
e) Terwijl nu het zwarte meetsnoer met de massa verbonden blijft, raakt
u met het rode meetsnoer de betreffende meetpunten aan.
5.11 Toepassing als signaalgenerator (niet bij de VC 630)
In de DMM bevindt zich een soort „functiegenerator", die aan de mid-
delste meetbussen een beperkt variabele frequentie van 1 Hz tot 5
(5,041) kHz met een vaste spanning (= amplitude) van 5 V levert.
Voor het weergeven van een TTL-niveau met beperkt variabele frequen-
tie handelt u als volgt:
a) Schakel de meter in. In de uitgangspositie is steeds de wisselspan-
ningmeting met „AUTO" (automatische bereikskeuze) ingesteld.
Druk nu tweemaal op de toets „H•hfe•
kelt over op signaalgenerator-uitgang, te zien op het display door het
symbool „
" helemaal onderaan links op het display.
b) Verbind nu het zwarte meetsnoer met de bus „COM" op de meter en
het rode meetsnoer met de bus „mA•TEMP•
c) Onder de aanduiding van de uitgangsfrequentie is weliswaar de bar-
graph te zien, hier echter niet als tendensaanduiding.
d) Verbind de meetpunten met het te meten object en volg, indien
nodig, de volgende toetsinvoer voor het instellen van de uitgangsfre-
quentie:
Met iedere druk op de pijltjestoets „<" (onder „Enter") verandert u de
uitgangsfrequentie met een stap omlaag. Met iedere druk op de pijltjes-
toets „>" verandert u de uitgangsfrequentie met een stap xomhoog.
Let op!
Sluit de uitgang van de meter („generatoruitgang") niet kort, omdat de
meter anders vernield kan worden.
Sluit geen spanningen aan, omdat daardoor de meter eveneens bescha-
digd/vernield kan worden.
•Logic". De meter scha-
".
163