3.4
Gasvultest met documentatie van de
resultaten in het apparaatgeheugen
Instelling bij levering: Snelle gasvultest (controle of gasconcentratie de
alarmdrempel A1 heeft overschreden. Zie voor meer informatie het
technisch handboek Dräger X-am 5100.)
1. Testgasbron (bij v. testgascilinder, permeatie oven) voorbereiden;
daarbij moet het debiet 0,5 L/min bedragen en de gasconcentratie
hoger zijn dan de te testen alarmgrensconcentratie.
2. Plaats de kalibratieadapter (68 06 291) op de sensorkap.
3. Sluit de testgasbron aan op de kalibratieadapter.
4. Leid het testgas naar een afzuiging of naar buiten (sluit de slang
aan op de tweede aansluiting van de kalibratieadapter).
5. Apparaat inschakelen.
6. Quick-menu oproepen en de gasvultest selecteren, zie "Quick-
menu" op pagina 93.
De actuele gasconcentratie en het speciale symbool »
(voor gasvultest) knipperen.
7.
-toets indrukken, om de gasvultest te starten.
OK
8. Open de klep van de testgasbron, zodat gas over de sensoren
stroomt.
Waneer de gasconcentratie de alarmdrempel A1 overschrijdt,
wordt het desbetreffende alarm geactiveerd.
Wordt een gasalarm ("snelle gasvultest") geactiveerd of wordt de
ingestelde
gasvultestconcentratie
binnen de bepaalde tijd bereikt:
Afwisselend worden de huidige gasconcentratie en » OK «
weergegeven.
De uitgevoerde gasvultest wordt gedocumenteerd met
resultaat en datum in het apparaatgeheugen.
9. Sluit de klep van de testgasbron.
Wanneer nu de concentratie onder alarmdrempel A1 is gedaald,
wordt omgeschakeld naar het meten.
Dräger X-am 5100
All manuals and user guides at all-guides.com
«
("uitgebreide
gasvultest")
Wanneer na een sensor-specifieke tijdspanne de ingestelde
gasvultestconcentratie
apparaatfoutmelding gegenereerd.
3.5
Tijdens het gebruik
VOORZICHTIG
!
Om een feilloze meetmodus te waarborgen, mag de
gastoevoeropening van het apparaat niet zijn afgesloten of
vervuild.
De sensorkap mag niet worden gedraaid.
Tijdens het gebruik worden de meetwaarden voor het meetgas
weergegeven.
Als een meetbereik wordt overschreden of een negatieve drift
optreedt, verschijnt in plaats van de meetwaarde de volgende
melding:
»
« (te hoge concentratie) of
»
« (negatieve drift).
Wanneer een alarmsignaal is gegeven, worden de betreffende
meldingen, het optische-, het akoestische- en het vibratiealarm
geactiveerd, zie "Alarmsignalen herkennen" op pagina 92.
AANWIJZING
i
i
Speciale toestanden waarin geen meetmodus plaatsvindt
(Quick-menu, kalibratiemenu, inlopen van een sensor),
worden door een optisch signaal (langzaam knipperen van de
alarm-LED
niet
is
bereikt,
wordt
) weergegeven.
Gebruik
een
91