3. Veiligheid
Eisen aan het bedienende personeel
Het personeel moet zijn werkomgeving dusdanig organiseren, dat
een optimaal, continu productieproces wordt gerealiseerd.
Degene die de machine bedient moet voordat het werk voor het
eerst wordt opgenomen en vervolgens in jaarlijkse intervallen
worden geïnstrueerd.
Iedereen die met werkzaamheden aan de installatie is belast,
verplicht zich ertoe om voor aanvang van de werkzaamheden
•
de principiële voorschriften over werkveiligheid en ongeval-
lenpreventie in acht te nemen,
•
persoonlijke/werkplekgerichte beschermkleding en hulp-
middelen, die in het teken van de werkveiligheid staan, te
dragen, resp. tijdens het werk te gebruiken, voor zover dit
veiligheidstechnisch vereist is.
De vastgelegde competenties moeten worden aangehouden.
Zo mogen bijvoorbeeld:
•
werkzaamheden aan pneumatische onderdelen van de inst-
allatie uitsluitend door speciale vakmensen of door hierover
geïnstrueerde personen onder leiding en toezicht van een
dergelijke vakman volgens de hiervoor geldende technische
regels worden uitgevoerd.
3.8 Veiligheidsvoorschriften voor het gebruik van de machine
•
De machine mag alleen in gemonteerde en bedrijfsklare staat
in bedrijf worden genomen.
•
De machine mag alleen worden gebruikt, wanneer alle
veiligheidsvoorzieningen en veiligheidsrelevante inrichtingen,
zoals
- beschermplaten en -kappen
functioneren en onbeschadigd zijn.
•
Bij de ingebruikneming moet degene die de machine bedient
zich vergewissen dat alle veiligheids- en beschermvoorzie-
ningen evenals de bedieningselementen correct functione-
ren en er geen beschadigingen zijn.
•
De omgeving van de werkplek moet altijd schoon en over-
zichtelijk worden gehouden, dit dient door middel van be-
drijfsinterne controles te worden gegarandeerd.
•
Veranderingen of storingen die zich hebben voorgedaan,
moeten onmiddellijk bij de verantwoordelijke instantie/per-
soon worden gemeld.
De machine evt. onmiddellijk uitschakelen en beveiligen
tegen hernieuwde inschakeling.
3.9 Veiligheidsinstructies voor het onderhoud
•
Het onderhoud mag uitsluitend door vakpersoneel van de
fabrikant of onder zijn toezicht worden uitgevoerd.
•
Wanneer de machine bij onderhouds- en reparatiewerkzaam-
heden compleet is uitgeschakeld, moet die worden beveiligd
tegen onverwacht opnieuw inschakelen.
•
Indien nodig moet u het gebied waar onderhoudswerkzaam-
heden worden uitgevoerd ruim afzetten!
•
Waarschuwingsbord aanbrengen.
•
Gebruik bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden bij
het werk passend gereedschap.
•
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen door
vakpersoneel van de exploitant worden uitgevoerd.
•
Wanneer het bij onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
noodzakelijk is om veiligheidsvoorzieningen te demonteren,
moeten deze onmiddellijk na beëindiging van de werkzaam-
heden weer aangebracht en gecontroleerd worden.
•
Bij het onderhouden of repareren losgeraakte schroefverbin-
dingen altijd weer aandraaien.
•
Aansluitingen en schroefverbindingen aan het begin van de
werkzaamheden reinigen van olie, smeermiddelen en veront-
reinigingen.
•
Zorg altijd voor de milieuvriendelijke afvoer van bedrijfs- en
hulpmiddelen en van oude onderdelen.
71