van de aansluitstekker.
Na het contact met de fitting brandt de gele LED (fitting aangesloten). Tegelijkertijd wordt
de lastijd op de display afgebeeld. Door het in werking stellen van de Starttoets wordt het
lasproces in gang gezet.
De lastijd eindigt na ca. 80 s.
5.3
Lasproces
Het lasproces wordt gedurende de totale lastijd naar de berekende lasparameters van de
fitting gecontroleerd.
5.4
Einde van het lasproces
Het lasproces is zoals voorgeschreven beëindigd, wanneer het display voor de lastijd 0
seconden aangeeft (display 000), en tegelijk de groene LED (Einde) brandt en het akoestische
signaal twee keer hoorbaar is.
5.5
Onderbreking van het lasproces
Het lasproces is mislukt, als de rode LED (storing) brandt en een akoestisch signaal met
intervaltoon hoorbaar is. Bovendien wordt er een foutmelding op de display weergegeven.
Een fout is alleen met de Stoptoets te herstellen.
5.6
Afkoeltijd
De afkoeltijd moet worden aangehouden naar opgave van de fittingproducent. Er moet op
worden gelet dat de nog warme buis-fitting-verbinding gedurende deze tijd nog niet gebruikt of
aangeraakt mag worden.
5.7
Terug naar het begin
Na het lasproces wordt de lasautomaat door onderbreking van de verbinding met de lasfitting,
weer terug aan het begin van het lasproces geschakeld. Als beveiliging tegen per ongeluk
dubbellassen van dezelfde electro-lasmof moet zowel na een einde als ook na afbraak van
een las, de automaat als eerste van de fitting verwijderd worden, zodat hij voor het volgende
lassen gereed is.
6
Lijst met controlefuncties
Systeemfout:
De lasautomaat moet direct van het net en de fitting verwijderd worden.
zelftest heeft een fout in het systeem gevonden. De lasautomaat mag niet
meer gebruikt worden en moet ter reparatie opgestuurd worden
Netonderbreking:
De laatste las is niet afgerond. De spanningstoevoer van de lasautomaat werd
onderbroken. De fout moet met de stoptoets hersteld worden.
Geen contact:
Er bestaat geen volledige elektrische verbinding tussen de lasautomaat en de fitting
(stekker van de fitting controleren) respectievelijk onderbreking in de las-spiraaldraad.
Onderspanning:
De ingangsspanning is kleiner dan 180 Volt, u dient de uitgangspanning van de
generator na te regelen.
Overspanning:
De ingangsspanning is groter dan 280 Volt, u dient de uitgangspanning van de
generator na te regelen.
Temperatuurfout of temperatuurmeting defect:
De gemeten omgevingstemperatuur is buiten het arbeidsbereik van het apparaat:
lager dan -5°C of hoger dan + 40°C.
Verschijnt deze aangeving gedurende de zelftest, dan is de temperatuurmeting defect.
NEDERLANDS
De
E00
E01
E02
E03
E04
E05
25