5.3
Functiecontrole
Voorbereiding
Afvalwatertank met water vullen.
Eventueel besturingskast inschakelen.
Automatische modus deactiveren (| 2.1 Automatische modus |).
Er worden voor de functiecontrole 2 testprocessen
uitgevoerd.
1. Controle van het alarmniveau
2. Controle van de pomp(en)
Controle van het alarmniveau
1 Eventueel besturingskast inschakelen.
Afvalwatertank met water vullen, maar de niveaustand zodanig laten
oplopen dat er bij de besturingskast een alarm wordt geactiveerd (waar-
schuwingssignaal klinkt / alarm-LED knippert).
Watertoevoer afzetten.
Controle van de pomp(en)
1 Door middel van toets [17-2] en/of [17-3] pomp(en) via handmatige regeling
activeren. Ter activering moet de toets twee maal worden ingedrukt.
Pomp(en) net zolang laten lopen dat het alarmniveau opnieuw niet meer
wordt gehaald.
Alarmmelding kan bij de besturingskast door de toets [17-1] worden gereset.
Automatische modus weer activeren ( | 2.1 Automatische
modus |).
✓ De installatie is bedrijfsklaar.
010-532_03
Inbouw- en bedieningshandleiding
[17]
ON
173