Table des Matières
Publicité
CONFIGURATION DE LA
THERMOREGULATION
Contrôle branchement sonde extérieure
Après avoir branché la sonde extérieure à la chaudière, il est
possible de vérifier, avec la fonction INFO, que la connexion a
été automatiquement reconnu par la carte de réglage. Il est nor-
mal qu'immédiatement après le montage la valeur lue par la
sonde dépasse celle d'une éventuelle sonde de référence.
Les paramètres suivants permettent d'optimiser la régulation par
sonde extérieure:
PARAMÈTRE
TYPE D'ÉDIFICE
POINT DE CONSIGNE MAXIMUM CHAUFFAGE
POINT DE CONSIGNE MINIMUM CHAUFFAGE
ACTIVATION FONCTION THERMORÉGULATION
COURBE CLIMATIQUE DE COMPENSATION
TYPE DEMANDE CHALEUR
PARAMETER
TYPE GEBOUW
MAXIMUM SETPUNT KETELTEMPERATUUR
MINIMUM SETPUNT KETELTEMPERATUUR
ACTIVATIE WEERSAFHANKELIJKE REGELING
HELLING CURVE WEERSAFHANKELIJKE
REGELING
TYPE WARMTEVRAAG
Pour connaître les modalités d'accès à la fonction de program-
mation, consultez le chapitre "Configuration des paramètres".
PARAMÈTRE 03. TYPE D'ÉDIFICE
Pour élaborer la valeur de la température de départ le système
de régulation n'utilise pas directement la valeur de la température
extérieure mesurée mais tient compte du calorifugeage de
l'édifice: dans les édifices bien calorifugés, les variations de tem-
pérature extérieure influencent moins la température ambiante
que dans les édifices mal calorifugés. Le niveau de calorifugeage
de l'édifice se configure à l'aide du paramètre 3, conformément
au schéma joint.
Maisons neuves
Briques creuses Briques pleines Pierres
a
19
b
20
c
19
d
18
a
PARAMÈTRES 21 et 22: TEMPÉRATURES MAXIMALE ET
MINIMALE DEPART CIRCUIT 1
Ces 2 paramètres limitent les températures haute et basse
de la courbe de chauffe du circuit 1.
PARAMÈTRE
44.
THERMORÉGULATION
Le branchement de la sonde de température extérieure et la
valeur du PARAMÈTRE 44 permettent les modes de fonctionne-
ment suivants:
3
21
22
44
45
51
3
21
22
44
45
51
Maisons anciennes
14
12
16
15
15
14
12
10
b
ACTIVATION
FONCTION
INSTELLEN VAN DE WEERSAFHANKELIJKE
REGELING
Met behulp van de functie INFO kan de aansluiting van de
buitensonde worden gecontroleerd. Het is normaal dat
onmiddellijk na het aansluiten van de sonde de uitlezing van de
buitentemperatuur niet exact overeenkomt met de OP DIE PLAATS
gemeten waarde met behulp van een thermometer.
Volgende parameters laten toe de weersafhankelijke regelaar
optimaal in te stellen:
DISPONIBLE DANS L'ENVIRONNEMENT DE PROGRAMMATION
INSTALLATION ET TARAGE & DÉPANNAGE
INSTALLATION
INSTALLATION
INSTALLATION
INSTALLATION ET TARAGE & DÉPANNAGE
INSTALLATION
BESCHIKBAAR IN DE PROGRAMMAOMGEVING
INSTALLATIE EN INREGELING
IINSTALLATIE
INSTALLATIE
INSTALLATIE
INSTALLATIE EN INREGELING
INSTALLATIE
De toegang tot het programmaniveau van de parameters staat
toegelicht in hoofdstuk "Instellen van de parameters".
PARAMETER 03. GEBOUWTYPE
Om de waarde van het vertrekwater te berekenen wordt niet de
ogenblikkelijk gemeten buitentemperatuur gebruikt, maar wordt
ook rekening gehouden met het gebouwtype: in goed
geïsoleerde gebouwen heeft de schommeling van de
buitentemperatuur minder invloed dan op minder goed
geïsoleerde
woningen.
schommelingen (niveau van isolatie) kan worden ingesteld door
middel van de parameter 3, conform hetvolgende schema.
Nieuwe woningen
8
a
19
11
b
20
9
c
19
5
d
18
c
PARAMETERS 21 en 22: MAXIMUM EN MINIMUM
TEMPERATUUR VERTREK KRING 1
Deze 2 parameters geven de boven en ondergrens op de
weersafhankelijke curve van kring 1 aan.
PARAMETER 44. ACTIVATIE WEERSAFHANKELIJKE
REGELAAR
De aansluiting van de buitensonde en de waarde van parameter
44 laten volgende functionaliteit toe:
De
weerstand
tegen
Oudere woningen
Holle baksteen
Volle baksteen
14
12
16
15
15
14
12
10
Etage bâtiment
d
Verdieping gebouw
deze
Steen
8
11
9
5
37
Publicité
Table des Matières
