Table des Matières
Publicité
Les locomotive de la série S 3/6 comptent parmi les
constructions particulièrement réussies de l'histoire du
chemin de fer. Ces machines s'étaient avérées particulière-
ment efficaces non seulement en Bavière, mais aussi dans
le service de grand parcours haut de gamme au delà des
frontières de l'Allemagne.
Forte de ses expériences positives avec la locomotive
immatriculée plus tard dans la série BR 18.4, la Deutsche
Reichsbahn commanda à la firme Maffei und Henschel
entre les années 1923 et 1930 d'autres machines, d'abord
également immatriculées dans la série S 3/6, puis dans la
série BR 18.5.
Cette série se distinguait par le front de la cabine de
conduite, non plus de forme pointue aérodynamique, mais
droit. Avec la forme plus allongée de la chaudière, cette
caractéristique conférait à la machine une tout autre allure.
La puissance atteignait désormais 1830 ch.
De locomotieven van de serie S 3/6 behoren tot de zeer
geslaagde constructies uit de spoorweggeschiedenis. De
machines deden niet alleen uitstekend dienst in Beieren,
maar werden ook voor het hoogwaardige langeafstandsver-
keer tot over de landsgrenzen ingezet.
Op grond van hun goede ervaringen met de later als serie
18.4 aangeduide locomotieven gaf de Deutsche Reichsbahn
de fabrieken van Maffei en Henschel in de jaren 1923 tot en
met 1930 opdracht voor de bouw van meer machines, die in
eerste instantie eveneens de typeaanduiding S 3/6 kregen
en later als serie 18.5 over de rails denderden.
Bij deze serie viel het cabinefront op, dat niet langer een
spitse stroomlijnvorm had, maar juist vlak was uitgevoerd.
Dit in combinatie met de langer lijkende ketel gaf dit locs
een totaal ander uiterlijk. Het vermogen kon tot 1.830 pk
worden opgevoerd.
5
Publicité
Table des Matières
