Plaats de machine voor een controle waterpas op een vlakke
grond en controleer en corrigeer de oliestand. Let bij het vullen
en leegmaken van motorolie en brandstof altijd op het milieu.
Gebruik eigen vul- en opvangapparaten. Vermijd in ieder geval
dat brandstof of olie ongecontroleerd zou kunnen weglopen!
Verwijder de oliepijlstok (afb. 6a) door deze er uit te draaien,
resp. uit te nemen.
Vul olie aan tot de markering „Correct oil level" (afb. 6) en
controleer de juiste stand (de motoroliestand moet de laatste
schroefdraadgang van de olievuldop raken); vul niet te veel
door een oneffen positie van de machine!
Draai, resp. druk de oliepijlstok weer terug.
Indien u motorolie wilt aftappen (olie verversen, onderhoud,
etc.), verwijder dan de oliepijlstok (afb. 6a) en draai de
olieaftapplug uit (afb. 6b). Houd de oliepijlstok en
olievulopening, olieaftapopening en olieaftapplug steeds
schoon! Gebruik geschikte bakken en vermijd
milieuvervuiling door smeer- en brandstoffen.
Al naargelang de gebruikstijd:
Opvangbak monteren
De bak over de opnamepennen ophangen (afb. 4). Altijd de
borgklip in de opnamepennen indrukken; hierbij zo mogelijk, het
onderste gat gebruiken.
Sneeuwschild monteren
Het schild over de opnamepennen ophangen (afb. 5). Altijd de
borgklip in de opnamepennen indrukken; hierbij zo mogelijk, het
onderste gat gebruiken.
Brandstof vullen
Deze motor werkt perfect met de in de handel verkrijgbare
loodvrije normale- en superbenzine. Indien vanwege het milieu
loodvrije benzine wordt gebruikt, dient bij motoren, die langer
dan 30 dagen stilgestaan hebben, de brandstof volledig
afgetapt te worden, om harde resten in de carburateur, het
brandstoffilter en de brandstoftank te vermijden, of aan de
brandstof een brandstofstabilisator toe te voegen.
Met de benzine geen olie vermengen.
Vullen van brandstof: de tankdop (afb. 1, pos. 9) verwijderen en
de brandstof maximaal tot de markering van de brandstofzeef
aanvullen. (De brandstofzeef bevindt zich in de vulopening van
de tank.) Vermijd huidcontact met brandstoffen! Let altijd op
schone, onvervuilde brandstof! Sluit de tankdop na het tanken
af en controleer dit goed.
Ga met de machine naar de werkplek.
Controleer alle onderdelen op goede plaatsing en eventuele
beschadigingen.
Controleer het gehele luchtfilter op eventuele vervuilingen. Afb.
15 geeft de componenten van het luchtfilter aan, in de volgorde
van de motor bij afgenomen luchtfilterdeksel (afb. 14). Alle
componenten van het luchtfilter, in het bijzonder die van het
luchtfilterinzetstuk (afb. 15a), moeten steeds vuilvrij zijn –
reinigingsmiddel: wasbenzine (blad met veiligheidsgegevens
van de betreffende producent opvolgen!).
Open de brandstofkraan (Afb. 8, pos. „ON"). Controleer de
bougiestekker op goede plaatsing.
Motor inschakelen
De motorschakelaar op positie „ON" zetten (afb. 9).
Let er op dat de motor bij de start koud is.
Activeer de motorchoke (afb. 12, pos. „CHOKE" ).
Stel de hendel voor de toerentalinstelling (afb. 10, pos.
„START") op volle snelheid in.Trek eerst een paar maal kort
aan het starterkoord tot dit gespannen is. Trek daarna het
starterkoord langzaam in een gespannen positie, steun met de
linker hand op de motor en trek éénmaal krachtig aan het
starterkoord Deactiveer de motorchoke zodra de motor is
aangelopen (afb. 12, pos. „RUN" ).
Gelieve op te volgen
Het starterkoord mag zich niet vanzelf opwikkelen. Het zou altijd
met de hand vrij terug geleid moeten worden. Indien de motor
ondanks meerdere pogingen niet aanloopt, controleer dan of de
tank correct gevuld is. Mogelijkerwijs bevindt er zich te veel
brandstof in de cilinder zodat de bougie vochtig is.
Motor uitschakelen
Stel de hendel voor de toerentalinstelling op standgas (afb. 11,
pos. „STOP") en schakel de motor met de motorschakelaar
(afb. 9, pos. „OFF") uit. Laat de machine bij lopende motor nooit
onbewaakt. Schakel de motor nooit uit als de choke nog
ingeschakeld is. Dit zou de motor kunnen beschadigen. Sluit de
benzinekraan (afb. 8, pos. „OFF"). De handgreep van de starter
langzaam uittrekken, tot een weerstand merkbaar wordt. De
ventielen zijn daardoor gesloten. Deze operatie is nodig om van
buiten geen vochtige lucht in de verbrandingskamer te laten
binnendringen.
Werkzaamheden
Let op een veilige standplaats!
Door het naar beneden indrukken van de handbeugel kan
de veegbezem naar beide zijden met ca. 20º verdraaid en
ingeklikt worden.
De machine rijdt vooruit, als op de rechter hendel 1 (afb. 7)
wordt gedrukt.
De machine rijdt achteruit, als aan de rechter hendel 2 (afb. 7)
wordt getrokken.
De borstels worden geactiveerd, als op de linker hendel 3 (afb.
7) wordt gedrukt.
De reinigingsmachine is met een veiligheidsschakeling
uitgerust: de borstels en de machine worden gedeactiveerd
zodra de hendels worden losgelaten.
In gevaarlijke situaties en bij ongevallen moet u de hendel
voor de toerentalinstelling zo snel mogelijk in de positie
„STOP" instellen en de motor met de motorschakelaar (afb.
9, pos. „OFF") uitschakelen.
Tijdens het arbeidsproces er steeds op letten dat de koel-
en verbrandingslucht ongehinderd aangezogen kan
worden (blaadjes kunnen de aanzuigwegen verstoppen).
Let ook op een ongehinderde trek aan de afzuiging.
Hoogte-instelling van het steunwiel en de borstels
Zodra de borstels iets zijn versleten, dient de afstand tussen de
borstels en de te vegen oppervlakte opnieuw ingesteld te
worden. Hiervoor dienen de kunststofringen van het borstel-
steunwiel opnieuw afgesteld te worden
Neem de borgringen van de steunwielen uit en verwijder
van de onderkant het gewenste aantal kunststofringen (zie
afb. 3a). Plaats weer de steunwielen (afb. 3b). Het steunwiel
wordt daardoor getild en de borstels bevinden zich dichter
bij de te vegen oppervlakte. Plaats de kunststofringen op
de bovenkant en bevestig deze met de afstandhuls en met
de grendelring zodat de afstand van de boring t.o.v. de
insteekhuls constant blijft (afb. 3c).
Beëindiging van werkzaamheden of pauze
Na de laatste werkzaamheden met de veegmachine de
machine nog 1 tot 2 minuten met een onbelast toerental laten
draaien. (Afkoelfase voor de motor)
Inspectie en onderhoud
Laat eventueel voorkomende reparaties uitsluitend door
geschoold vakpersoneel uitvoeren.
Bij alle om- en instellingen, resp.
onderhoudswerkzaamheden van/aan de machine moet de
bougiestekker altijd uitgenomen worden.
Veiligheidsinstructies voor inspectie en onderhoud
- Let op dat er geen benzine of olie uitloopt.
- Tijdens werkzaamheden vlak bij de veegborstel
beschermende handschoenen dragen!
Na elk gebruik de veegmachine en in het bijzonder de
veegborstel reinigen!
Instandhouding, onderhoud, reparatie, opslag
Algemene aanwijzingen: Let voornamelijk op de
veiligheidsinstructies.