Table des Matières
Publicité
Informations concernant la locomotive réelle
Le programme type de standardisation, établi par la DB en
1954 pour les locomotives électriques, prévoyait la série E 10
pour le service de trains rapides et directs. Ces machi-
nes de série aptes à 150 km/h devaient être capables de
remorquer des trains rapides de 500 t encore à 140 km/h sur
des rampes de 5 ‰. En octobre 1954, la DB commanda les
premières machines immatriculées dans la série E 10.1, dont
la construction était principalement confiée à Krauss-Maffei
(pour la partie mécanique) et à SSW (partie électrique), mais
également à Henschel, Krupp, AEG et BBC. Le 4 décembre
1956, la DB reçut avec la E 10 101 la première machine de
série, suivie jusqu'en 1963 de 286 autres machines
(E 10 101-264; E 10 271-287).
Pour remorquer le train de prestige « Rheingold », la DB, à
partir d'octobre 1962, mit en service les locomotives
E 10 1265-1270 capables d'atteindre les 160 km/h grâce à
une modification de leur système de transmission. A partir
de 1963, toutes les séries E 10 furent dotées des caisses
plus aérodynamiques - avec le « pli » caractéristique sur
les faces frontales - utilisées pour la première fois sur ces
engins.
A partir de 2005, certaines des BR 110 furent transférées
à la DB Autozug et réimmatriculées dans la série 115. Ces
machines furent essentiellement utilisées pour les trains
destinés au transport d'automobiles et pour le transfert de
voitures du service de grandes lignes DB, respectivement
DB Regio entre les lieux d'affectation (PbZ). Aujourd'hui, la
plupart des BR 115 ne sont plus en service.
6
Informatie van het voorbeeld
Het door de DB in 1954 vastgelegde standaard typepro-
gramma elektrische locomotieven omvatte de E 10-serie
voor sneltreinen en zogenaamde Eilzüge. De 150 km/h snelle
serielocs moesten sneltreinen met een gewicht van 500 t op
5 ‰ stijging nog met 140 km/h kunnen trekken. In oktober
1954 bestelde de DB de eerste locs van de serie E10.1.
Krauss-Maffei tekende verantwoordelijk voor de mechanica
en SSW voor de elektronica. Daarnaast waren Henschel,
Krupp, AEG en BBC betrokken bij de bouw. Op 4 december
1956 kreeg de DB met de E10 101 de eerste serieloc. Tot 1963
zouden er nog 286 locomotieven volgen (E 10 101-264,
E 10 271-287).
Om het paradepaardje van de DB, de Rheingold, te trekken
stelde de DB vanaf oktober 1962 de dankzij een gewijzigde
aandrijving 160 km/h snelle locomotieven E 10 1265-1270 in
dienst. De bij deze locs voor het eerst toegepaste gestro-
omlijnde frontpartij ("Bügelfalte") werd vanaf 1963 gebruikt
voor alle E 10-series.
Vanaf 2005 werd een deel van de BR 110 overgeplaatst naar
DB AutoZug en voortaan serie 115 genoemd. De locomo-
tieven werden hoofdzakelijk ingezet voor autotreinen en om
wagens van DB Fernverkehr en DB Regio tussen rangeer-
punten te vervoeren. De meeste van de BR 115 zijn intussen
buiten dienst gesteld.
Publicité
Table des Matières
