Table des Matières
Publicité
Informations concernant la locomotive réelle
La locomotive électrique à haute performance de la
série 1012 fut conçue spécialement pour le réseau ferroviaire
autrichien. Le paysage montagneux aux courbes serrées
et aux fortes rampes, mais également de longues sections
en alignement telles que dans la vallée de l'Inn ou sur le
Westbahn représentaient pour les chemins de fer fédéraux
autrichiens des exigences considérables quant à la construc-
tion des locomotives. La locomotive de la série 1012 était ini-
tialement prévue comme locomotive rapide avec une vitesse
maximale de 230 km/h et devait remplacer la série 1044.
Techniquement, la série 1012 était conçue pour pouvoir remor-
quer des trains de 660 t sur des rampes de 5 ‰ à une vitesse
de 220 km/h et des trains de 600 t à 100 km/h sur des rampes de
28 ‰. Elle était censée pouvoir remorquer aussi bien des trains
voyageurs rapides en plaine que de lourds trains marchandises
en montagne en double traction. Par sa silhouette, la locomoti-
ve ressemblait fortement à la série 460 des CFF avec les parois
latérales en tôle d'acier moulurée et les éléments de la cabine
de conduite constitués de composants GFK.
Alors que la construction des trois premières locomotives était
en cours, la direction des chemins de fer fédéraux autrichiens
changea et de nouvelles directives pour les appels d'offre de
l'UE entrèrent en vigueur. Pour ces raisons, les ÖBB refusèrent
dans un premier temps de réceptionner les locomotives, mais
un accord put finalement être conclu et les machines furent
reprises par les ÖBB encore en 1997. Durant tout leur temps de
service, les locomotives étaient affectées au dépôt d'Innsbruck.
Les locomotives Taurus de la série 1016/1116 représentèrent
cependant bientôt une alternative plus économique pour les
ÖBB et les jolies 1012 restèrent une toute petite série.
Informatie van het voorbeeld
De elektrische hoogvermogenlocomotief van de serie 1012
werd speciaal voor het Oostenrijkse spoorwegnet geconci-
pieerd. Het berglandschap met krappe bogen en aanzienlijke
hellingen, maar ook lange rechte trajecten als in het Inndal
of op de Westbahn stellen hoge eisen aan de constructie
van de locomotieven voor de Österreichische Bundes-
bahnen. De locomotief van de serie 1012 was oorspronkelijk
voor de inzet als snelle loc met 230 km/h maximumsnelheid
bedoeld en moest de serie 1044 aflossen.
Technisch was de serie 1012 voor het trekken van treinen
van 660 t op 5 ‰ met 220 km/h en 600 t op 28 ‰ met 100 km/h
ontworpen. Ze moest snelle reizigerstreinen in het vlakke
land, maar eveneens zware goederentreinen in het gebergte
in dubbeltractie kunnen trekken. Vanaf de opbouw leek
de loc sterk op de serie 460 van de SBB met de zijwanden
van geknikt staalblik en de cabine-elementen van GFK-
onderdelen.
Terwijl de eerste drie locomotieven gebouwd werden,
wisselde de leidinggevende top bij de Österreichische Bun-
desbahnen en nieuwe voorschriften voor uitschrijvingen van
de EU traden in werking. Aanvankelijk wilde de ÖBB de locs
daarom niet meer afnemen, uiteindelijk kon echter toch nog
een overeenkomst bereikt worden en de machines werden
nog in 1997 door de ÖBB overgenomen. Tijdens hun gehele
inzettijd waren de locomotieven in Innsbruck gehuisvest.
De Taurus-locomotieven van de serie 1016/1116 vormden
echter al snel voor de ÖBB een voordelig alternatief en de
vormmooie 1012„ers bleven een kleine serie.
5
Publicité
Table des Matières
