Voetlengte (cm)
21 – 22
23 – 24
25 – 26
27 – 28
29 – 30
Neem bij TF-prothesen de informatie voor de opbouw van het desbetreffende Otto Bock knie-
scharnier in acht.
5.1.2 Statische opbouwoptimalisatie
Pas de prothese aan met behulp van het opbouwapparaat L.A.S.A.R. Posture (indien beschik-
baar). Neem hierbij de Otto Bock adviezen voor de opbouw van onderbeen- en bovenbeenpro-
thesen in acht.
5.1.3 Dynamische opbouwoptimalisatie
Pas de prothese in het frontale vlak (ML) en het sagittale vlak (AP) aan door verandering van de
hoek en/of door verschuiving, zodat een goed hielcontact, een gemakkelijke afwikkeling en een
optimale gewichtsverplaatsing naar de contralaterale zijde gewaarborgd zijn. Let bij onderbeen-
prothesen op een fysiologische kniebuiging in de standfase.
5.2 Instelling en eindmontage
Vanwege de sterke belasting op de buisadapter is het absoluut noodzakelijk de stelbouten van
de buisadapter aan te halen met een aanhaalmoment van 15 Nm.
Gebruik hiervoor de momentsleutel 710D1. Borg de stelbouten bij het afmonteren van de prothese
met Loctite® 636K13.
5.3 Hielwiggen
VOORZICHTIG
Valgevaar door verandering van de kniedynamiek bij gebruik van hielwiggen.
Door het gebruik van hielwiggen kan de knie bij belasting van de prothese in de standfase ge-
makkelijker worden gebogen. Daarom is bij de dynamische opbouwoptimalisatie – met name
bij gebruik van een kniescharnier zonder standfasecontrole – grote voorzichtigheid geboden.
Als halverwege de standfase het hielcontact te licht is of de knie zich in hyperextensie bevindt,
kan de hiel worden verstijfd met behulp van één van de twee hielwiggen die met elke prothesevoet
1C64 worden meegeleverd.
• „Zachte" hielwig (transparant)
• „Stijve" hielwig (kleur zwart)
56
Midden voet voor opbouwlijn
36 mm
39 mm
43 mm
46 mm
49 mm
Hakhoogte (mm)
Smal
15
15
10 (alleen 24)
15
15 (alleen 27)
–
Normaal
–
10
10
10