SK 32-24 Veiligheidsrelais
32-24 Veiligheidsrelais
Veiligheidsrelais
Veiligheidsrelais
6. Inbedrijstelling
6.1 Voorwaarden
•
De voedingsspanning moet aan de voorwaarden voor functionele laagspanning met veilige scheiding
beantwoorden.
•
Leidingen, die buitenshuis of buiten de schakelkast gelegd worden, moeten overeenkomstig beschermd
worden.
•
De in de "Technische gegevens" opgegeven grenswaarden voor de voedingsspanning en schakelvermogens
van het relais moeten aangehouden worden.
6.2 Aansluiting voedingsspanning
Voedingsspanning 24 V AC/DC aansluiten op het klemmenpaar 8 9 .
6.3 Aansluiting van de signaalgevers
Signaalgever voor kanaal 1 aansluiten op het klemmenpaar 3 11 .
Bij verschillende SKL worden deze in serie geschakeld en de eindlijst met 8,2 k�
afgesloten.
Signaalgever voor kanaal 2 aansluiten op het klemmenpaar 3 10 .
Als een kanaal niet gebruikt wordt, dient dit kanaal bezet te worden met een 8,2 kΩ
-weerstand.
6.4 Aansluiting van de stuurstroomkring
Op het klemmenpaar 4 5 moet de te bewaken stuurstroomkring voor kanaal 1 en
op klemmenpaar 6 7 de betreffende stuurstroomkring voor kanaal 2 aangesloten
worden.
Beide uitgangen zijn redundant en zelfbewakend met gedwongen relais opgebouwd
en voldoen daardoor aan de veiligheidscategorie 3 volgens EN ISO 13849-1:2008
en de eisen uit de actuele poortnormen.
Na succesvolle inbedrijstelling zijn de uitgangen van het veiligheidsrelais aangestuurd (relaiscontact
"gesloten"). Een activeren van een signaalgever zorgt voor het openen van de betreffende relaiscontacten.
38
% %
-
+
24 V AC/DC