MS-be4
24/06/03
Diagnosemodus B
Na het succesvol afsluiten van TEST A kan verdergegaan worden met TEST B. In deze
diagnosemodus kunt u de functie van de servo testen. Zet de handversnelling in de
vrijloop, dan wel de automatische versnelling in de parkeerstand, en trek de handrem aan.
Start de motor terwijl u de SET-knop ingedrukt houdt. Wanneer de motor loopt, de SET-
knop weer loslaten. Schakel nu de cruise control in met de ON/OFF-knop. De LED in de
besturingsapparatuur licht op. Druk de SET-knop in en houdt deze ingedrukt. Het
motortoerental moet langzaam groter worden (let op: laat het toerental niet te hoog
oplopen). Druk de RES-knop in en houdt deze ingedrukt. Het motortoerental moet
langzaam afnemen. Door het indrukken van de rem of de koppeling, ofwel door het
indrukken van de ON/OFF-schakelaar, moet het motortoerental weer afnemen tot
stationair niveau.
Zet het contact af om de diagnosemodus te verlaten.
Diagnosemodus C
Diagnosemodus C wordt gebruikt om het snelheidssignaal resp. het toerental-signaal te
testen. Start de motor terwijl u de SET-knop ingedrukt houdt. Wanneer de motor loopt, de
SET-knop weer loslaten. Breng de snelheid van uw auto op ca. 50 km/u. Schakel de
cruise control in met de ON/OFF-knop op het bedieningsgedeelte. De LED in de
besturingsapparatuur moet nu ca. één keer per seconde knipperen en er moet ca.
eenmaal per seconde een akoestisch signaal te horen zijn. Is dit niet het geval, voer dan
het instellings- en leerprogramma uit. Schakel bij stilstaand voertuig het contact uit om de
diagnosemodus te verlaten.
Opmerking: De diagnosemodi dienen voor het testen van alle
componenten en functies van de cruise control. De cruise control maakt
gebruik van een intern opgewekt referentiesignaal om de servo in
diagnosemodus B te testen. In het geval de cruise control ook na
succesvol voltooien van TEST B niet correct in functie te brengen is, is het
probleem meestal gelegen in de registratie van het snelheidssignaal.
15:24
Page 40
Diagnosemodus
40
40