blijven zitten. Doet u dat niet, dan kan de geluiddemper oververhitten, en dat kan er op zijn beurt toe
leiden dat de motor in brand vliegt. Vergewis u er voor gebruik altijd van dat de geluiddemper proper is
en vrij van houtspaanders, bladeren en ander afval.
• Controleer de inlaatluchtkoelopening en de zone rond de cilinderkoelvinnen telkens na 25 uren gebruik
op blokkering, en verwijder alle afval dat zich op de bosmaaier heeft vastgezet. Merk op dat het
noodzakelijk is om het motordeksel dat is afgebeeld in (MA5) te verwijderen om het bovenste deel van de
cilinder te kunnen bekijken.
BELANGRIJK
• Als afval vast komt te zitten en een blokkering veroorzaakt rond de inlaatluchtkoelopening of tussen de
cilindervinnen, kan de motor oververhitten, wat op zijn beurt kan leiden tot mechanische uitval van de bosmaaier.
PROCEDURES DIE TELKENS NA 100 UREN GEBRUIK MOETEN WORDEN UITGEVOERD
1. Verwijder de geluiddemper, steek een schroevendraaier in de opening en veeg vastgezette koolstof af. Veeg
koolstof die zich vastgezet heeft op de uitlaatopening van de geluiddemper en op de uitlaatpoort van de cilinder
af.
2. Zet alle schroeven, bouten en koppelstukken vast.
3. Controleer of er olie of vet tussen de koppelingvoering en de trommel is gelopen, en is dat het geval, veeg die
af met behulp van olievrije, loodvrije benzine.
10. Opslag
1. Te oude brandstof is een van de grote oorzaken van motorstartproblemen. Voordat u het toestel opbergt,
maak de brandstoftank leeg en laat de motor draaien totdat alle brandstof die nog in de brandstofleiding en de
carburateur zit, opgebruikt is. Zet het toestel binnen en neem de nodige voorzorgen om roestvorming te
voorkomen.
2. Voor de opslag, reinig het toestel en verwijder het maaiopzetstuk.
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst ontvlambaar. Rook niet of breng geen vlammen of vonken in de buurt van de
brandstof. Zet de motor uit en laat hem afkoelen voordat u de brandstoftank van het toestel vult. Laat de
brandstof af op open terrein.
11. Verwijdering
Voor het verwijderen van uw toestel, brandstof of olie moet u de plaatselijke reglementering in acht nemen.
12. Probleemoplossing
Probleem 1. Startprobleem
CONTROLEER
MOGELIJKE OORZAKEN
Brandstoftank
Verkeerde brandstof
Brandstoffilter
Brandstoffilter is verstopt
Regelschroef van carburateur
Buiten normaal bereik
Ontsteking (geen vonk)
Ontstekingsbougie is
nat/vervuild
Vonkbrug is onjuist
ontstekingsbougie
losgekomen
Probleem 2. De motor haalt het maximumvermogen niet
CONTROLEER
MOGELIJKE OORZAKEN
Vervuilde bougie
(koolstofresten op elektroden)
Ontstekingsbougie
te grote afstand tussen de
elektroden.
carburateur
Vervuilde carburateur of
sproeiers
Luchtfilter
Vervuilde luchtfilter
uitlaat
Uitlaat, uitlaatpijp
Cilinder /zuiger /zuigerring
De pakkingring in de carter
lekt. Versleten cilinders,
zuigers, zuigerringen
brandstof
Slecht brandstofmengsel (te
veel olie)
Probleem 3. De motor wil niet stoppen
CONTROLEER
MOGELIJKE OORZAKEN
De bougie is lichtgrijs met
Ontstekingsbougie
tekens van gloeihitte
(smeltdruppels)
Koolstofresten in de
Cilinder
ontstekingszone
ACTIE
Laat de brandstof af en vervang door
de juiste brandstof
reinig
Stel in op normaal bereik
Reinig/maak droog
corrigeer (VONKBRUG: 0,6 ~ 0,7 mm)
Zet terug vast
ACTIE
Reinig de bougie, controleer de
warmtewaarde en vervang ze
desnoods
Stel in op 0,6 – 0,7 mm
Reinig de carburateur, blaas hem af
Reinig
Verwijder de uitlaatpijp, reinig ze en
verwijder de koolstofresten.
Vervang de cilinder, zuiger of
zuigerringen, slijp de cilinder en
zuiger, installeer
Vul bij volgens de instructies
ACTIE
Breng een bougie met een hogere
warmtewaarde aan.
Reinig de cilinderkop, zuigerbodem en
het motorblok