AAN/UIT‐WEERGAVE
Deze indicator wordt weergegeven wanneer het toestel wordt ingeschakeld.
VENTILATOR MODUS
VENTILATIESNELHEID
Geeft de geselecteerde ventilatorsnelheid weer: AUTO, HIGH, MEDIUM en LOW. Het display
geeft geen informatie weer wanneer de ventilatorsnelheid op AUTO is ingesteld.
Als de AUTO‐ of ONTVOCHTIGINGSMODUS is geselecteerd, geeft het scherm geen informatie weer.
TIMER‐display
Geeft de TIMER‐instelling aan. Als alleen de automatische ontstekingsvertraging is ingesteld, wordt de TIMER‐
instelling weergegeven.
ONTSTEKINGSTIJDSTIP.
Als alleen de automatische uitschakelvertraging is ingesteld, wordt "OFF TIMER" weergegeven. Als beide
functies zijn ingeschakeld, wordt de AAN/UIT TIMER weergegeven om aan te geven dat u een automatische
AAN‐vertraging en een UIT‐vertraging hebt ingesteld.
LOCK‐indicator
Wordt weergegeven wanneer u op de knop LOCK drukt en verdwijnt wanneer de LOCK‐knop opnieuw wordt
ingedrukt.
GEBRUIK VAN BEDIENING
De TOETSEN
Gebruik van de AUTO‐modus
Zorg ervoor dat het apparaat is aangesloten en van stroom wordt voorzien.
Het indicatielampje:
1 Selecteer de AUTO‐modus met de MODE‐knop.
2 Stel de gewenste temperatuur in met de TEMP‐toets. De temperatuur kan worden ingesteld tussen 7 C° en
30 C° in stappen van 1C° .
3 Druk vervolgens op de AAN/UIT‐knop om de airconditioner in te schakelen.
OPMERKING
3.1 In de AUTO‐modus selecteert de airconditioner automatisch de modus KOELEN, VENTILATOR,
VERWARMEN of ONTVOCHTIGING door het verschil tussen de kamertemperatuur en de gewenste
temperatuur te meten.
3.2 In de AUTO‐modus kunt u de ventilatorsnelheid niet aanpassen.
Het is al automatisch geregeld.
3.3 Als u de AUTO‐modus niet wilt gebruiken, kunt u handmatig een van de andere bedrijfsmodi selecteren.
25