De Apparatuur Plaatsen; Omgeving; Ruimtevereisten; Vereisten Voor Ventilatie - Parker 20H-MD Guide D'utilisation

2.4 De apparatuur plaatsen

Deze apparatuur is niet geschikt voor gebruik in gevaarlijke, brandbare of explosieve omgevingen. Houd de generator uit de buurt van
hittebronnen en vlammen.

2.4.1 Omgeving

Het apparaat moet binnenshuis worden geplaatst in een omgeving waar het wordt beschemd tegen direct zonlicht, vocht en stof. Veranderingen
in temperatuur, vochtigheid en luchtververvuiling beïnvloeden de werkingsomgeving van de apparatuur en kan daarom de veiligheid en de
werking ervan hinderen.
Het is de verantwoordelijkheid van de klant om ervoor te zorgen dat de omgevingsvoorwaarden zoals gespecifieerd in tabel 2.1 worden
voldaan.

2.4.2 Ruimtevereisten

De apparatuur moet worden gemonteerd op een vlak oppervlak dat het gewicht van het apparaat en alle aanvullende onderdelen kan dragen.
Een minimale ruimte van 150mm moet worden vrijgehouden rondom de generator voor luchtcirculatie. Aanvullende ruimte moet worden
voorzien zodat de generator kan worden verplaatst voor onbelemmerde toegang tot de generator tijdens onderhouds- en servicewerken.
Blokkeer nooit de ventilatiegaten aan de zijkant of de ventilatoren aan de achterkant van de generator.
Bij het berekenen van de verticale vrije ruimte dient u rekening te houden met de hoogte die nodig is wanneer het bovenste voorpaneel open
staat. Raadpleeg tabel 2.2 voor de algemene afmetingen van het apparaat.
Plaats de apparatuur nooit in een positie die bediening of ontkoppeling moeilijk maakt.

2.4.3 Vereisten voor ventilatie

Waterstofophoping kan zuurstof wegdringen, waardoor verstikkingsgevaar ontstaat. Zorg er altijd voor dat het apparaat wordt gebruikt in een
goed geventileerde ruimte.

2.4.4 Vereisten voor watervoorziening

Generators uitgerust met een automatisch watervulsysteem houden het waterniveau op peil aan de hand van een op de zwaartekracht
gebaseerd toevoersysteem voor gedeïsoneerd water. Raadpleeg "Technische specificatie" op pagina 29 voor de vereisten voor de
watertoevoer.
Als ander water dan gedeïoniseerd water wordt gebruikt (gedeïoniseerd, ASTM II, >1 M , <1 S, gefiltered tot <100 m) in deze generator,
beschadigt dit de waterstofcel, waardoor deze minder lang mee gaat.
De generator moet worden aangesloten op de toevoer aan de hand van een 1/4" Tygon- of PTFE-leiding (niet meegeleverd).
Opmerking. Het automatische watervulsysteem is beschikbaar als fabrieksmatig of als nadien gemonteerde optie. Neem contact op met
Parker Hannifin voor advies.

2.4.5 Vereisten voor stroomvoorziening

Het apparaat moet rechtstreeks vanuit de IEC320-contrastekker op de netstroom worden aangesloten aan de hand van het meegeleverde
elektriciteitssnoer. Het apparaat moet zo worden geplaatst, dat het kan worden aangesloten op de netvoeding zonder gebruik te maken van een
verlengsnoer.
Het is de verantwoordelijkheid van de klant om te zorgen voor een beveiligde netvoeding (met zekering) voor het apparaat (raadpleeg tabel 2.1
voor de elektrische specificaties). Het is raadzaam om een overspanningsbeveiliging te installeren op de netvoeding.
De apparatuur is geaard via het elektrische snoer. Het is van vitaal belang dat de netvoeding is uitgerust met een aardedraad. Indien een
alternatief snoer wordt gebruikt om de apparatuur aan te sluiten op de netvoeding, zorg er dan voor dat het de geschikte nominale waarden
heeft voor de toepassing en dat het een aardedraad bevat.
32