NL
– Verzeker dat het zaagblad vast is gespannen.
Handgreep draaien
► P. 3, punt 4
De handgreep kan in drie posities worden vergren-
deld. Daartoe handgreep draaien met ingedrukte ont-
grendelingstoets (2).
Bediening
Voor het inschakelen controleren!
Controleer de veilige toestand van het apparaat:
– Controleer of er geen zichtbare defecten zijn.
– Controleer of alle onderdelen van het toestel ste-
vig zijn ingebouwd.
In-/uitschakelen
– Inschakelen: Druk de in- en uitschakelaar (3) in.
• Het ledlampje (8) licht op.
– Continue bewerking: druk op de vergrendelings-
knop (4) bij een ingedrukte in- en uitschakelaar.
– Stel het gewenste slagtoerental in met de draaire-
gelaar (5).
Verstel de voetplaat
► P. 4, punt 5
De voetplaat kan naargelang de zaagbladlengte en
de toepassing worden verschoven in de lengterich-
ting.
– Ontgrendelingsknop (9) indrukken en ingedrukt
houden.
– Schuif de voetplaat (6) naar de benodigde positie.
– Ontgrendelingsknop (9) weer loslaten.
Zagen
GEVAAR! Risico op terugslag! Verplaats
steeds de zaag en nooit het werkstuk!
Apparaat altijd goed met beide handen vast-
houden.
De zaag nooit naar achteren trekken!
Het zaagblad nooit op zijn kant zetten!
GEVAAR! Risico op letsel! Houd het te
bewerken werkstuk nooit in de hand, op de
schoot of tegen andere lichaamsdelen.
Klem het werkstuk altijd vast.
Bewerk geen werkstukken die te klein zijn
om te kunnen klemmen.
LET OP! Risico op schade aan het appa-
raat! Gebruik alleen zaagbladen die
geschikt zijn voor het te bewerken materi-
aal.
Verplaats de zaag steeds met een matige
kracht.
– Schakel het toestel in.
– Wachten tot het zaagblad zijn hoogste slagtoe-
rental heeft bereikt.
– Positioneer de voetplaat op het werkstuk. De
voetplaat moet altijd contact maken met het werk-
stuk.
– Laat het zaagblad in het werkstuk binnendringen.
84
– Beweeg het zaagblad met matige, constante druk
door het werkstuk.
– Schakel het apparaat uit en laat het zaagblad tot
stilstand komen.
– Trek het zaagblad uit het werkstuk.
Duikzagen
► P. 4, punt 6
LET OP! Risico op schade aan het appa-
raat! Duikzagen is enkel mogelijk in zachte
materialen (vb. hout en gipskarton), bij har-
dere materialen moet een boring worden
aangebracht die overeenkomt met het zaag-
blad.
– Gebruik enkel korte zaagbladen voor het duikza-
gen.
– Plaats het apparaat met de kant van de voet-
plaat (6) op het werkstuk, zonder dat het zaag-
blad het werkstuk aanraakt.
– Schakel het toestel in.
– Druk het apparaat vast tegen het werkstuk en laat
het zaagblad langzaam induiken in het werkstuk.
– Zodra de voetplaat volledig vlak op het werkstuk
ligt, kunt u verder zagen langs de gewenste
snijlijn.
Aanwijzingen voor het zagen
– De voetplaat moet bij het zagen veilig en vlak op
het werkstuk liggen.
– Breng bij het zagen van metaal een koel- of
smeermiddel aan langs de snijlijn.
– Gebruik bij het zagen van kleinere of dunnere
werkstukken altijd een stabiele ondergrond res-
pectievelijk een zaagtafel.
Bijzonderheden bij het zagen van kunststof
– Gebruik bij het zagen van kunststof indien
mogelijk een nieuw zaagblad.
– Let bij het zagen op een vlotte kracht. Als u te
langzaam zaagt, warmt de kunststof op, wordt hij
zacht en zet zich af op zaagtanden. De snee
wordt onzuiver en u moet het zaagblad reinigen.
Bijzonderheden bij het zagen van metaal
– Gebruik bij het zagen van metaal een speciaal
zaagblad.
– Zaag met een matige maar gelijkmatige kracht.
– Begin met de snee bij profielen aan de smalle
zijde.
– Begin met de snee bij U-profielen aan de gesloten
zijde.
Reiniging
Reinigingsoverzicht
Regelmatig, afhankelijk van het desbetreffende
gebruik
Wat?
Maak de ventilatieope-
ningen van de motor stof-
vrij.
Het toestel reinigen.
Hoe?
Gebruik een stofzuiger,
borstel of penseel.
Apparaat met licht vochti-
ge doek schoonmaken.