Installatie
2.2
Elektrische aansluiting
B Busverbinding van TR 220 naar overige bus-
deelnemers (afb. 15):
Gebruik een vieraderige, met folie afge-
schermde koperdraadkabel met een gelei-
derdiameter van minstens 0,25 mm
Daardoor worden de leidingen beschermd
tegen extern invloeden zoals sterkstroomka-
bels, bovenleidingen, transformatorstations,
radio- en televisietoestellen, amateurzendsta-
tions, magnetrons en dergelijke.
B Installeer alle 24 V leidingen (meetstroom)
gescheiden van 230 of 400 V voerende leidin-
gen, ter voorkoming van inductieve beïnvloe-
ding (minimumafstand 100 mm).
B Maximale leidinglengten van de busverbindin-
gen:
– Tussen de verst verwijderde busdeelne-
mers ca. 150 m.
– Totale lengte van alle busleidingen ca.
500 m.
Door het installeren van aftakdozen kan de
leidinglengte worden beperkt.
Voorkom storingen:
i
B Maak geen kringverbinding van
busdeelnemers.
B Sluit altijd klem 1 aan op klem
1 etc.
Verbinding van de busdeelnemers (afb. 15)
Toewijzing van aders:
• 1 = Voedingsspanning 17...24 V DC
• 2 = Gegevenskanaal (BUS-High)
• 4 = GND (aarde)
• 6 = Gegevenskanaal (BUS-Low).
30
Gaswandketels:
B Sluit TR 220 bijvoorbeeld rechtstreeks aan op
BM 1 (afb. 16).
2
.
SUPRAPUR:
B Sluit TR 220 bijvoorbeeld aan op klemmen-
kast (afb. 17).
Indien aanwezig:
B Sluit externe ruimtevoeler RF 1 (toebehoren)
aan (afb. 18).
i
Indien aanwezig:
B Sluit een afstandschakelaar (toebehoren,
bouwzijdig) aan (afb. 19).
Functie van de afstandschakelaar:
• Bij gesloten schakelcontact:
Spaarfunctie
• Bij geopend schakelcontact:
Op de TR 220 ingestelde modus wordt over-
genomen.
i
Verleng indien nodig de leidingen
van de RF 1:
B Verleng leidingen met een ge-
draaide tweeaderige kabel
(min. 2 x 0,75 mm
max. 40 m).
De afstandschakelaar moet een
voor 5 V DC geschikt potentiaal-
vrij contact bevatten.
6 720 610 301 (00.08)
2
en