Informatie over het voorbeeld
De overname van de Gotthardbahn door de Schweizerische
Bundesbahnen SBB in 1909 bracht ingrijpende veranderingen
met zich mee. De belangrijkste vernieuwing was de nu met de
hoogste prioriteit uitgevoerde elektrificatie van de Gotthard-
bahn, waarbij op de hellingen van Erstfeld tot Biasca en in
de Gotthardtunnel op 12 december 1920 op elektriciteit werd
overgestapt. Uiteindelijk kon vanaf 28 mei 1922 het hele traject
van Luzern tot Chiasso met elektrische locomotieven worden
bereden.
Hiervoor benodigde de SBB echter nog een groot aantal
nieuwe locs - en met de zogenoemde „Krokodil" was de
Gotthardloc voor goederentreinen geboren. Tussen 1919 en
1922 werden in eerste instantie 33 exemplaren afgeleverd, die
de aanduiding Ce 6/8 II 14251-14283 kregen. Twee aandrijfstel-
len met elk drie aandrijfassen en een draagwielstel waren via
een kortkoppeling verbonden. Tussen de twee aandrijfstellen
pronkte een korte locomotiefbehuizing, waardoor bij het rijden
van bochten een uitstekende souplesse was gewaarborgd. De
voortdurend stijgende vraag naar capaciteit in het goederen-
verkeer noodzaakte de SBB in 1926/27 om nogmaals 18 „Kroko-
dillen" aan te schaffen, die de aanduiding Ce 6/8 III 14301-14318
kregen. Deze hadden met 1.809 in plaats van 1.647 kW een
hoger vermogen. De aandrijving met twee tractiemotoren per
aandrijfstel week iets af ten opzichte van de vorige uitvoering
en gebeurde nu door de zogenoemde Winterthur-diagonaal-
stangaandrijving met behulp van een blinde transmissieas. Hij
en zijn oudere broers domineerden decennialang de zware
goederentreindiensten op de Gotthard. Midden jaren 50 kon
hun topsnelheid van 65 naar 75 km/h worden verhoogd en
werden zij logischerwijs hernoemd tot Be 6/8 III 13301-13318.
4