1. Maak de vastzetmoeren (30 en
32) voor en na de houder (31)
los.
2. - Draai de instelmoer (33) tegen
de richting van de wijzers van
de klok in:
Bowdenkabel wordt korter.
- Draai de instelmoer (33) in de
richting van de wijzers van de
klok:
Bowdenkabel wordt langer.
Carburateur instellen
De carburateur werd in de fabriek vooraf
op een optimaal vermogen ingesteld.
Indien instellingen achteraf noodzakelijk
zijn, laat u de instellingen op een service-
werkplaats doorvoeren.
Opslag
Bewaar het apparaat niet met
een gevulde vangmand. Bij heet
weer begint het gras onder in-
vloed van warmte te broeien. Er
bestaat brandgevaar.
•
Reinig en onderhoud het apparaat vóór
de opslag.
•
Laat de motor afkoelen voordat u het
apparaat in gesloten lokalen wegzet.
•
Gebruik voor de bewaring van de
brandstof geschikte en toegestane re-
servoirs.
•
Bewaar het apparaat op een droge en
tegen stof beschermde plaats en dit
buiten het bereik van kinderen.
•
Voor een plaatsbesparende bewaring
kunt u de bovenste hoofdligger van
de handgreep naar beneden klappen
(zie
kleine afbeelding). Los de
D
vleugelmoeren en klap de hoofdligger
van de handgreep in opdat het appa-
raat minder plaats in beslag neemt.
De bowdenkabels mogen daarbij niet
gekneld worden.
•
Omhul het apparaat niet met nylonzak-
ken omdat vochtigheid en schimmel tot
ontwikkeling zouden kunnen komen.
Opslag tijdens langere
bedrijfsonderbrekingen
Veronachtzaming van de opslagin-
structies kan door brandstofresten in
de carburateur tot startproblemen of
permanente beschadigingen leiden.
•
Ledig de benzinetank op een goed ge-
ventileerde plaats.
•
Ledig de carburateur:
Start daarvoor de motor en laat hem
draaien totdat de motor stopt. Laat de
motor afkoelen.
•
Ververs de olie (zie „Motorolie verver-
sen").
•
Conserveer de motor:
- Draai de bougie uit (zie „Reiniging
en onderhoud" (Bougie wisselen /
instellen);
- Giet een eetlepel motorolie door de
bougieopening in de motorruimte;
- Trek meermaals langzaam aan de
starterkabel bij een afgetrokken vei-
ligheidsbeugel en dit om de olie in
het binnenste gedeelte van de motor
te verdelen.
- Schroef de bougie weer vast.
•
Voer oude olie en benzineresten op
milieuvriendelijke wijze af (zie „Afval-
verwijdering/milieubescherming").
De benzinetank moet niet geledigd
worden wanneer u aan de benzine
een brandstofstabilisator toevoegt.
NL
39