AARDING
– Het spuitapparaat en andere onderdelen van het systeem aarden om het risico van elektrostatische vonk-
vorming, brand of explosies te reduceren die tot zwaar lichamelijk letsel of en materiële schade kunnen
leiden. Gedetailleerde instructies over aarding vindt u in de plaatselijke elektrische voorschriften.
– Voor het aansluiten van het apparaat ALTIJD controleren of de schakelaar in de positie OFF staat.
De volgende onderdelen moeten altijd worden geaard:
1.
Turbine: de stroomkabel die van een onbeschadigde veiligheidsstekker is voorzien of de verlengkabel
op een correct geaard stopcontact aansluiten. GEEN ADAPTER GEBRUIKEN. Uitsluitend een geaarde,
driepolige verlengkabel met veiligheidsstekker en geschikt stopcontact gebruiken. Controleer of de ver-
lengkabel in perfecte toestand is. Controleer bij gebruik van een verlengkabel dat deze met de aansluit-
waarde van het apparaat overeenkomt. Gebruik een kabel met een diameter van 2,5 mm².
2. Slang: alleen geaarde slangen gebruiken.
3. Spuitpistool: aarding wordt bereikt door aansluiting op een correct geaarde slang en turbine.
SPUITEN VAN EN REINIGEN MET ONTVLAMBARE VERF EN OPLOSMIDDELEN
1.
Bij spuiten van ontvlambare vloeistoffen moet de spuitinstallatie minstens 6 m van het spuitgebied in
een goed geventileerde ruimte worden opgesteld. De ventilatie moet voldoende zijn om concentratie
van dampen te voorkomen.
2. Om elektrostatische ontlading te vermijden, moet de spuitinstallatie en het te spuiten voorwerp worden
geaard. Zie AARDING. Alleen geleidende slangen gebruiken.
3. Niet roken in het spuit- / reinigingsgebied.
NOOIT oplosmiddelen met een vlampunt onder 60° C gebruiken. Voorbeelden: aceton, benzeen, ether, ben-
zine, nafta. Neem in geval van twijfel contact op met de leverancier.
23
Vertaling van de originele handleiding