3
HET MAKEN VAN KOPIEEN
Dit hoofdstuk beschrijft de basisfuncties en andere kopieerfuncties
Het apparaat is uitgerust met een geheugen voor 1 pagina. Door dit geheugen is het
mogelijk een origineel 1 x te scannen en tot 99kopieën te maken. Deze eigenschap
verbetert de werkstroom, reduceert het geluid van de kopieermachine en zorgt voor
meer betrouwbaarheid door de slijtage van het scanmechanisme te reduceren.
Wanneer het apparaat tijdens de installatie of het gebruik niet correct
functioneert, of wanneer er een functie niet kan worden gebruikt,
zie"OPSPOREN VAN FOUTEN IN HET APPARAAT" (p.26) .
Opmerking
CONTINU KOPIËREN
1 Contoleer of er papier in de papierlade werd gevuld (p.8) en
controleer het papierformaat (p.7).
Indien er geen papier geladen is, zie pagina 8. Indien u de handinvoer (afzonderlijke bladen) gebruikt dient
u het papierformaat te controleren en dan naar de volgende stap verder te gaan zonder papier te laden.
2 Schakel het apparaat in (p.12).
3 Plaats het origineel.
Wanneer u de glasplaat gebruikt, zie "Het gebruik van de glasplaat" (P.14).
Wanneer u op A4 papier of een groter formaat kopieert, dient u het
verlengstuk van de papierlade uit te trekken.
4 Selecteer de kopieerinstellingen.
Indien u met de oorspronkelijke instellingen wilt kopieren (P.13), gaat u verder
naar de volgende stap.
Om het aantal kopieen in te stellen, zie pagina 15.
Om de resolutie- en contrastinstellingen af te stellen, zie pagina 15.
Om de kopie te vergoten of verkleinen, zie pagina 17.
5 Start het kopieren.
Druk op de start (
Bij het gebruik van de handinvoer drukt
) toets.
u niet op de start (
blad papier in de handinvoer. (pagina 10)
Meerdere kopien zijn niet
mogelijk via de handinvoer voor
afzonderlijke bladen.
Opmerking
) toets. Voer een
3
11