5 Installatie
Standaard zijn alle turboMAG-toestellen met een lucht-/
rookgasaansluiting Ø 60/100 mm uitgerust. Deze stan-
daardaansluiting kan indien nodig met een lucht-/rook-
gasaansluiting met Ø 80/125 mm of Ø 80/80 mm ver-
wisseld worden. De keuze van het best geschikte sys-
teem is afhankelijk van de individuele inbouwomstandig-
heden of de toepassing (zie montagehandleiding voor
lucht-/rookgasgeleidingen).
De volgende inbouwvarianten zijn mogelijk:
– Verticale dakdoorvoer door een schuif of plat dak
– Horizontale wand-/dakdoorvoer
In vele gevallen kunnen scheidingsinrichtingen, verlen-
gingen en bochten gebruikt worden.
Bij het inbouwen van het systeem (concentrisch
Ø 80/125 mm) is een aansluitstuk met condenswaterval
vereist.
Voor de montage dient u de montagehandleiding lucht-/
rookgasgeleidingen alsook de planningsinformatie
„lucht-/rookgasgeleiding" in acht te nemen.
Afb. 5.2 Montagevoorbeeld: Verticale dakdoorvoer
>
Plaats de lucht-/rookgasbuis in de aansluiting van de
rookgasverzamelkap van het toestel. Let hierbij op de
juiste zitting van de buis in de rookgasbuisaansluiting.
14
2
1
3
Ø 100
5.4
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag enkel door een geautori-
seerde vakman uitgevoerd worden.
a
Gevaar!
Levensgevaar door elektrocutie.
Ondeskundige installatie kan tot levensgevaar
door elektrische schok leiden.
>
Gebruik alleen de voorgemonteerde aans-
luitkabel.
Als de netaansluitleiding van dit toestel beschadigd
wordt, dan moet deze door de fabrikant of zijn klanten-
dienst of een gekwalificeerde installateur vervangen
worden om gevaren te vermijden.
i
De stroomvoorziening moet sinusvormig zijn.
De geiser is aansluitklaar bedraad.
>
Neem de geldende landspecifieke normen voor elek-
trische installaties in acht.
>
Steek de stekker in het stopcontact.
i
De aarddraad moet in elk geval aangeklemd
worden. Het toestel treedt anders niet in wer-
king.
Installatiehandleiding turboMAG 14-2/0 en 17-2/0 0020037539_02