Aardlekautomaat/
aardlekschakelaar
*1
Bedradingsklem
Voedingskabel
Aansluitschroef
Aaandraaimoment cN•m {kgf•cm}
M4
M5
*1 - De aarddraad moet, om veiligheidsredenen, langer zijn dan de andere kabels.
EISEN VOOR HET STRIPPEN EN AANSLUITEN VAN DRADEN
Draad strippen
5 mm of meer
Geen losse draad
(ruimte tussen
bij het insteken
Draad volledig
Draad te ver
ingestoken
ingestoken
ACCEPTEREN
VERBODEN
AANSLUITINGSEISEN
Voor SXC09*3E5/SXC12*6E5
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 610000-3-12 als de kortsluitstroom S
aan 1700 kW op het interface-punt tussen de installatie van de
gebruiker en het openbare net. Het is de verantwoordelijkheid van
de installateur of van de gebruiker van de apparatuur, zo nodig
te overleggen met de beheerder van het distributienetwerk en
te controleren dat de apparatuur alleen is aangesloten op een
voeding met kortsluitstroom S
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-11 en moet worden aangesloten op een geschikt
elektriciteitsnetwerk met een normale stroomcapaciteit van 100 A
per fase. Overleg met de energieleverancier en zorg ervoor dat de
normale stroomcapaciteit op het interface-punt voldoende is voor
de installatie van de apparatuur.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-12.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-11 en moet worden aangesloten op een
geschikt elektriciteitsnetwerk, met een maximaal toegestane
= 0,271 op de interface. Overleg met de
systeemimpedantie Z
max
energieleverancier en zorg ervoor dat stroomvoorziening 2 alleen
wordt aangesloten op een voeding met die impedantie of minder.
INSTALLATIE VAN DE
7
AFSTANDSBEDIENING ALS
EEN RUIMTETHERMOSTAAT
•
Afstandsbediening 3 die op de binnenunit is bevestigd, kan naar
de ruimte worden verplaatst en als ruimtethermostaat dienen.
Locatie installatie
•
Installeer het op een hoogte van 1 tot 1,5 m vanaf de vloer (plaats
waar de gemiddelde ruimtetemperatuur kan worden gemeten).
•
Installeer het verticaal tegen de wand.
•
Vermijd voor de installatie de volgende locaties.
1. Naast een raam, enz. waar het aan direct zonlicht of
luchtstroming wordt blootgesteld.
Aansluitblok
*1
Aansluitkabels
157~196 {16~20}
196~245 {20~25}
Aansluitklemmen
aansluiting
binnen-/
buitenunit
draden)
Draad niet geheel
ingestoken
VERBODEN
groter of gelijk is
sc
groter of gelijk aan 1700 kW.
sc
2. In de schaduw of achterzijde van voorwerpen die de
luchtstroom in de ruimte storen.
3. Locaties waar condensatie voor kan komen (de
afstandsbediening is niet vocht- of druipbestendig).
4. Locatie naast een warmtebron.
5. Oneffen oppervlakken.
•
Houd een afstand van 1 m of meer aan vanaf een TV, radio of
computer. (kan vreemde weergave of geluid veroorzaken)
Bedrading van de afstandsbediening
Binnenunit
Bedrading van de
afstandsbediening
(levering derden)
•
Geen polariteit
Aansluitblok voor bedrading van de afstandsbediening
•
De afstandsbedieningskabel moet (2 x min 0,3 mm²) zijn met een
dubbel geïsoleerde PVC-mantel of een kabel met rubber mantel.
De totale kabellengte mag maximaal 50 m zijn.
•
Zorg ervoor dat de bedrading niet op andere aansluitklemmen
van de binnenunit wordt aangesloten (bijv. aansluitblok voor
stroomvoorziening). Hierdoor kan een storing optreden.
•
Bundel de bedrading niet samen met die van de stroomvoorziening
of voer ze niet door dezelfde metalen buis. Er kunnen fouten in het
functioneren optreden.
Verwijdering van de afstandsbediening van de binnenunit
1. Verwijder het deksel van de onderbehuizing.
2. Verwijder de bedrading tussen afstandsbediening en
aansluitblok van de binnenunit. Schroef de onderbehuizing los
van de afdekplaat van het regelpaneel. (3 stuks)
Haakje
(2 stuks)
Maak de
bedrading van de
afstandsbediening los
Afstandsbediening
1
2
Steek de
punt erin en
draai een beetje.
Platte
schroevendraaier
Onderbehuizing
7