Transport en opslag
Let op:
Het apparaat mag slechts in vlakke werkpositie (vlakke ondergrond) gebruikt en opgeslagen
worden. De symbolen op de verpakking opvolgen!
Controleer of de gasfles goed bevestigd en gesloten is.
Montage en de éérste ingebruikneming
Bouwgroep 1 – Montage van de wielen en voeten: Afb. 2, Afb. 3, Afb. 4, Afb. 5
Bouwgroep 2 – Montage van de greep aan het apparaat: Afb. 6
Bouwgroep 3 – Installatie van de gasfles: Afb. 7, Afb. 8
Bouwgroep 4 – Montage van de laskap: Afb. 9, Afb. 10
Veiligheidsinstructies vóór de eerste ingebruikneming
1.
Lashelm
2.
Lasschort
3.
Lashandschoenen
•
Let er op dat de stroomaansluiting voldoende beveiligd is.
•
Gebruik de voorgeschreven kleding (afb. 11).
•
Zorg er voor dat geen personen zich in de werkomgeving, resp. het gevarengebied, bevinden.
•
Let er op dat er geen brandbare materialen in de werkomgeving zijn.
•
De stekker in een passend stopcontact aansluiten; het stopcontact moet met een smeltzekering of een
beveiligingsschakelaar beveiligd zijn.
•
De netkabel van het apparaat en een eventuele verlenging van de kabel moeten minimaal van gelijke
doorsnede zijn.
•
LET OP! De elektrische veiligheid is slechts dan gegarandeerd, als het apparaat overeenkomstig de geldende
voorschriften voor elektrische installaties op juiste wijze aan een efficiënte aardingsinstallatie is aangesloten.
•
Controleer of de beschikbare netspanning en netfrequentie overeenkomstig met de gegevens op het
typeplaatje van het lasapparaat zijn.
Wijze van aanpak
De montage van de afzonderlijke onderdelen in de beschreven volgorde uitvoeren.
Let op de juiste volgorde van montage van de onderdelen volgens de afbeeldingen. Het apparaat is noch niet
functioneel. De gasstroom met een druk van 5-7 l/min openen. De gasuitgang voor windstoten beschermen. Bovendien
moet het volgende opgevolgd worden: de eerste trappen 1-2 van de schakelaar dienen voor het lassen van dunwandig
plaatmateriaal terwijl de volgende trappen voor grotere diktes dienen. Bij iedere trapwisseling van de schakelaar moet
ook de snelheid van de draadtoevoer ingesteld worden. Indien tijdens het lassen aan het draadeind zich een druppel
vormt, moet de snelheid van de draadtoevoer verhoogd worden; indien men daarentegen voelt dat de draad tegen het
slangenpakket drukt, moet de snelheid verlaagd worden. Altijd een tang gebruiken om de zojuist gelaste delen te
verplaatsen en om verkorsting aan het einde van de brander te verwijderen omdat deze erg heet zijn. Zodra de
vlamboog ontbrandt, het slangenpakket in een hoek van ca. 30˚ t.o.v. de loodlijn vasthouden.
Inleggen van de lasdraad
1.
Open het bovenste deksel op het lasapparaat en borg het deksel met de borgstift.
2.
Plaats de lasdraadspoel zodanig dat de draad recht in de draadtoevoer geschoven kan worden.
Aanwijzing:
Let op dat de draad niet van de spoel afwikkelt en dat het eind van de draad recht en vrij van bramen
is. De weerstand van de spoel kan aan de spanmoer in het centrum nauwkeurig ingesteld worden.
3)
Open de draaiknop (afb. 13 - A).
4)
Til het beugelelement (afb. 13 - F) op.
5)
Controleer dat de sleuven in de rol van de draadtoevoer overeenkomstig zijn met de draaddoorsnede; indien
nodig, draai de draaigreep (afb. 13 - B) tegen de richting van de klokwijzers in los en neem de rol uit om deze in
de juiste sleuf te plaatsen. Laat nu het beugelelement (afb. 13 - F) zakken en draai de draaiknop (afb. 13 - A) vast
tot de draad gelijkmatig over de rollen loopt. Als de draad op de rollen slipt, de knop iets verder aandraaien. Let
op: niet te sterk aandraaien, anders zou de onnodige druk op de rollen schade aan de motor van de draadtoevoer
veroorzaken.
6)
Schakel nu het lasapparaat in.
7)
Nadat u hebt gecontroleerd dat alle veiligheidsmaatregelen zijn genomen, stel dan de schakelaar (afb. 21/1) op
trap 1 en de regeling van de draadtoevoer (afb. 21/2) op trap 1.
8)
Neem het gasmondstuk en het stroommondstuk af en laat de draad door te drukken op de
drukschakelaar aan het slangenpakket naar buiten komen (bij gespannen slangenpakket - afb. 18).
Plaats daarna het stroommondstuk en het gasmondstuk weer terug.
9)
Stel de benodigde gashoeveelheid aan de armatuur van de gasfles in.
Afb. 12
Afb. 11
63